Intolerantie Het is deze week de Omertijd en wij rouwen volgens de Talmoed vanwege de onverdraagzaamheid binnen klal Jisraeel, het Joodse volk. Vele leerlingen van Rabbi Akiwa konden het grote principe van hun leraar “heb uw naaste lief als uzelf – dit is de hoofdregel van de Tora” niet waarmaken. Rabbi Sjimon bar Jochai was hiertoe wel in staat en wel op zo een uitzonderlijke wijze, dat dit zich aan het menselijk oog onttrok. Rabbi Akiwa voegde hem eens toe: “Wees er tevreden mee, dat ik en je Schepper je grootheid weten te waarderen” (J.T. Sanhedrien 1:2).
Rabbi Sjimon blonk uit in twee aspecten: 1. hij leerde Tora met volledige overgave en 2. beminde zijn medemens werkelijk als zichzelf. Beide aspecten van deze persoonlijkheid waren met elkaar verweven.
Als men de Leer van G’d zonder bijbedoelingen (“kowed” etc.) kan bestuderen omdat dit gegeven werd door G’d, is men ook in staat de medemens zonder discriminatie te benaderen, als schepsel van dezelfde G’d. Indien men van de Vader houdt, heeft men zijn kinderen ook lief. Hoogdravend?
Wellicht klinkt dit de gemiddelde burger wat hoogdravend in de oren. Maar onze traditie leert, dat “niets aan een serieuze wil in de weg kan staan”. Rabbi Sjimon was niet voor niets een leerling van Rabbi Akiwa. Rabbi Akiwa was de man van de volharding. Veertig jaar lang was hij een eenvoudig herder. Toen hij trouwde met Racheel moedigde deze hem aan om de Tora te gaan bestuderen. De Talmoed vertelt, dat Rabbi Akiwa het bijzonder moeilijk had, toen hij met zijn Tora-studie begon. Hij was veertig jaar, volledig ongeletterd en straatarm. Eens zag hij hoe voortdurend druppelend water een gaatje in een harde rots had gemaakt. Hij zei tot zichzelf: “De rots is hard, het water zacht en de druppeltjes klein. Maar toch maakt het water, wanneer het regelmatig valt, een uitholling in de rots. Als ik doorzet en volhardt, zal ik mijn problemen kunnen overwinnen”. Wat mogelijk bleek op het intellectuele vlak, moet ook mogelijk zijn op het emotionele en intermenselijke vlak.
Kwaliteit irrelevant Het is mijns inziens niet toevallig, dat de figuur van Rabbi Akiwa bij het Omertellen centraal staat. Tellen en tolerantie jegens de ander zijn met elkaar verbonden. Een interessant aspect van het tellen is, dat de kwaliteit of eigenschappen van de getelde personen of zaken irrelevant zijn voor de telling. Toen het Joodse volk aan het begin van het boek Numeri geteld werd, maakte het geen verschil of de getelden zeer belangrijk, voornaam of geleerd waren. Iedereen gold als niets meer en minder dan één. Binnen ons volk vindt men de grootste intellectuelen en de meest domme mensen.
Wanneer wij bij het dagelijkse gebed een minjan (tien mannen) nodig hebben dan maakt het geen verschil of er tien intelligente of tien simpele mensen staan. Zijn er negen grote Rabbijnen dan maakt een jongetje, dat net Bar-Mitswa geworden is het vereiste getal vol. De Midrasj leert, dat “als er bij het geven van de Tora slechts één van de 600.000 Joodse mannen ontbroken had, de Tora niet gegeven zou zijn”.
Essentie Waarom is dit zo? Omdat wij allen één ding gemeen hebben: de vonk G’ddelijkheid, de nesjama of nesjomme. En als wij in staat zouden zijn alleen op dit allerbelangrijkste mensaspect te letten en voorbij te gaan aan allerlei onhebbelijkheden van onze medemens, dan zullen wij kunnen komen tot werkelijke achdoet (eenheid). Rabbi Sjimon bar Jochai kon zijn medemens op dit hoge niveau schouwen en waarderen. Met zijn dood had hij dit levensideaal waargemaakt en bij zich geperfectioneerd. Vandaar, dat zijn jaartijddag voor het hele volk Israel tot op de dag van heden vreugdevol gevierd wordt.
De Omertelling bereidt ons voor op het ontvangen van de Tora. De Midrasj vertelt, dat de Tora pas werd gegeven, toen alle leden van het Joodse volk elkaar in een verdraagzame eenheid konden aanvaarden. Misschien is het daarom, dat de Tora geen duidelijke datum aangeeft voor Sjawoe’ot. Sjawoe’ot is niet afhankelijk van een vastgestelde datum. Pas na intermenselijke perfectie, dat zijn beslag heeft gekregen in de Omertelling, is men gereed voor het werkelijk ontvangen van de Tora.
©Dayan R. Evers 2012
|