21 Chesjwan 5785 | 22 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
Nadere details bij het bezoek van een Joodse begraafplaats
Publicatiedatum: zondag 20 mei 2012 Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 2.240 keer gelezen
Halacha, Opperrabbijn R. Evers, Leven, dood en Opstanding der doden , Tefillot en Broches [Gebeden en Zegeningen] »

Qever [graf] van רבי יוחנן בן זכאי [Rabbi Jochanan ben Zakkai] in Tiverja [Tiberias].

Indien op één en dezelfde begraafplaats zowel de ouders als Tsaddikiem (rechtvaardigen) begraven liggen, moet men na een bezoek aan de graven van de Tsaddikiem ook de graven van de ouders bezoeken.

Op sommige plaatsen wordt door de beheerders van de begraafplaats betaling verlangd voor de toegang tot de begraafplaats. Men zou zich kunnen afvragen of dit geoorloofd is nu de beheerders van de begraafplaats voordeel ontlenen aan de begraafplaats, wat doorgaans verboden is. Toch wordt dit toegestaan, omdat gesteld kan worden, dat de bezoekers moeten betalen voor de toegang tot de paden, waar geen doden begraven liggen. Aan de paden mag men wel voordeel ontlenen.
Men mag op één dag niet twee maal hetzelfde graf bezoeken.

Psalmen en gebeden
Hoewel het in het algemeen niet geoorloofd is in de onmiddellijke nabijheid van een overledene Tora te leren, is het niettemin toegestaan Tehilliem (Psalmen) te reciteren binnen vier ellen rond een graf. Indien men het graf bezoekt als een makom kadosj, een heilige plaats, wordt het reciteren van Tehilliem niet beschouwd als een minachting voor de overledene, die niet meer in staat is de mitswot – geboden – te vervullen (lo’eeg larasj). Om deze reden is het ook toegestaan om geleerde treurredes te houden bij een begrafenis, omdat dit juist ter ere van de overledene strekt.

Sommigen hebben zelfs de gewoonte de dagelijkse tefillot (gebeden) bij de graven van Tsaddikiem uit te spreken, zoals geschiedt in Israël bij het graf van Aartsmoeder Racheel (Kewer Racheel) en het graf van Rabbi Sjimon bar Jochai. Het graf van Rabbi Sjimon bar Jochai, waar tevens zijn zoon Rabbi Elazar begraven ligt, levert geen halachische problemen op, omdat de graven van beide Tsaddikiem zich in een aparte grot bevinden, die afgescheiden ligt van de plaats waar gedawwend (gebeden) wordt.
Bij het graf van Racheel ligt dit moeilijker, omdat haar graf zich in dezelfde ruimte bevindt als de plaats, waar gedawwend wordt. Rabbi Sjemoe’eel Salant wilde dan ook niet bij dit graf dawwenen, maar heeft met zijn minjan (quorum) in een voorportaal gedawwend (gebeden).

Kohaniem (priesters)
Kohaniem (priesters) mogen de ruimten rond de begraafplaatsen van Tsaddikiem niet betreden. Sommigen beroepen zich op een midrasj, die meedeelt, dat de profeet Elijahoe, die een koheen was, zich bezig heeft gehouden met de begrafenis van Rabbi Akiwa, omdat Tsaddikiem na hun overlijden geen onreinheid overdragen.
De Tosafisten (13e eeuw) becommentariëren deze gebeurtenis als volgt: in feite verontreinigen ook Tsaddikiem na hun overlijden. De profeet Elijahoe wilde dit echter niet uitspreken uit eerbied voor Rabbi Akiwa. De profeet Elijahoe heeft zich met de begrafenis van Rabbi Akiwa beziggehouden, omdat Rabbi Akiwa in gevangenschap overleed en er niemand anders was, die zich met zijn begrafenis kon bemoeien. Onder dergelijke omstandigheden mag zelfs een (Hoge)priester zich verontreinigen aan een dode (meet mitswa).

Rabbi Jitschak Luria, de Arizal, raadt het bezoeken van graven af, tenzij dit nodig is voor de overledene of het graf. Om deze reden schrijft Mageen Awraham dat men bij een bezoek aan een begraafplaats zich minimaal vier el (twee meter) van de graven moet verwijderen. Chajé Adam raadt af om graven van resjaiem (slechte mensen) te bezoeken.

Bij het bezoek aan een graf heeft men de gewoonte de linkerhand op de matsewa (zerk) te leggen en zegt men het vers (Jesaja 58:11 e.v.): ‘En de Eeuwige zal u voortdurend leiden, u in dorre streken verzadigen en uw gebeente krachtig maken; dan zult u zijn als een besproeid hof en als een bron, waarvan de wateren niet teleurstellen, rust in vrede totdat de trooster, de vredesberichter, zal komen’. Bij het verlaten van het graf legt men een steentje of een plukje gras op de matsewa ter ere van de dode als teken dat men zijn graf bezocht heeft.

Beracha (zegenspreuk)
Bij het betreden van een begraafplaats zegt men de volgende beracha:

Baroech Ata Hasjeem Elokenoe Melech ha’olam asjer jatsar etchem badien, wezan etchem badien wechilkeel etchem badien, wehemiet etchem badien, wejode’a mispar koelchem badien, we’atied lehachazier oelehachajotchem badien, baroech Ata Hasjeem mechajé hametiem.

‘Geloofd zijt Gij, Eeu-wige, onze G’d, Koning des heelals, die u, welke hier begraven zijt met recht gevormd en met recht verzorgd heeft, en u met recht heeft doen sterven, met recht uw aller getal weet en u met recht weder zal doen herleven. Geloofd zijt Gij, Eeuwige, die de doden doet herleven’.

Deze beracha wordt bij voorkeur binnen vier ellen nabij een begraafplaats uitgesproken. In principe wordt deze beracha slechts uitgesproken als men gedurende dertig dagen niet meer op een begraafplaats is geweest. Hoewel het niet juist is een begraafplaats op Sjabbat te bezoeken, mag deze beracha niettemin op Sjabbat worden uitgesproken, als men een begraafplaats van verre ziet. Deze beracha heeft als strekking niet zozeer het berusten in G’ds wil maar beschrijft de omgang van G’d met alle schepselen.

1   |   2      »      
Copyright © 2012 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.