Nadere details bij het bezoek van een Joodse begraafplaats |
Publicatiedatum: zondag 20 mei 2012 |
Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 2.240 keer gelezen |
|
|
Halacha, Opperrabbijn R. Evers, Leven, dood en Opstanding der doden , Tefillot en Broches [Gebeden en Zegeningen] » |
|
Dertig dagen Indien men binnen dertig dagen op een andere begraafplaats komt, moet deze beracha opnieuw uitgesproken worden. Ook indien na het eerste bezoek een nieuw graf op de begraafplaats is bijgezet, maakt men bij een tweede bezoek, ook binnen dertig dagen, opnieuw deze beracha. Zelfs als men alleen maar de matsewot (grafzerken) van de begraafplaats kan zien, wordt deze beracha uitgesproken. Indien men de begraafplaats van verre, bijvoorbeeld vanaf een hoog dak, waarneemt, zegt men echter geen beracha. Komt men binnen dertig dagen op de begraafplaats, die men binnen dertig dagen daarvoor heeft waargenomen van verre, zegt men eveneens geen volledige beracha (echter wel een beracha belie Sjeem oeMalchoet, zonder vermelding van de G’dsnamen). Is er echter tussen de waarneming van verre en het bezoek een nieuw graf bijgezet, dan zegt men de volledige beracha.
De dragers van de baar en de begeleiders spreken deze beracha niet uit vanwege de regel dat ‘hij, die zich bezighoudt met de ene mitswa – gebod – vrij is van een andere mitswa’. Binnen dertig dagen na het bezoek aan een begraafplaats, waarbij men als drager of begeleider van een baar fungeerde, zegt men deze beracha niet opnieuw, tenzij een nieuw graf is bijgezet. Hetzelfde geldt voor een persoon, die als oneen de begraafplaats gedurende de afgelopen dertig dagen heeft bezocht. Een oneen is namelijk in principe niet verplicht gedurende aninoet – de rouwfase tussen het overlijden en de begrafenis – berachot (zegenspreuken) uit te spreken.
Een blinde spreekt deze beracha niet uit, zelfs niet indien hij een of meerdere graven betast. Voornoemde beracha is namelijk alleen ingesteld voor een visuele waarneming en niet over andersoortige waarnemingen, zoals blijkt uit de bewoording van de Talmoed: ‘Hij, die Joodse graven ziet, zegt etc.’ Indien een blinde dit wil, kan hij de beracha zonder de G’dsnamen uitspreken (belie Sjeem oeMalchoet).
Het bezoeken van het graf na de begrafenis Het is gebruikelijk om de graven van ouders en familieleden te bezoeken: a. na afloop van de sjiwwe; b. op de dertigste dag na het overlijden; c. op de jaartijddag.
Bij deze bezoeken is het in sommige plaatsen gebruikelijk de volgende Tehilliem (Psalmen) uit te spreken: Tehilla 33, 16, 17, 72, 91, 104 en 130, waarna uit Tehilla 119 de letters van de naam van de overledene en de letters van het woord nesjama (ziel) worden gereciteerd.
De leerlingen van een Torageleerde bezoeken zijn graf op de jaartijddag. Uit oude bronnen blijkt, dat de overledenen een zeker zielsgenot ontlenen aan het bezoek, dat hun kinderen en vrienden aan hun graf brengen om aldaar te dawwenen en het gebed voor de zielerust van de gestorvenen uit te spreken (hasjkawa).
Gedurende het eerste jaar na het overlijden dawwent – bidt – men bij het graf niet ten behoeve van levenden, omdat de overledene gedurende het eerste jaar een vorm van berechting ondergaat. Men dawwent gedurende het eerste jaar slechts om een opstijging van de ziel van de overledene te bewerkstelligen (iloej nefesj).
Sommigen eten niets voor het bezoek aan een begraafplaats; de meesten letten hier echter niet op.
©Dayan R. Evers 2012 |
« 1 | 2 |
|
|