Kaarsen en fakkels De gewoonte om kaarsen en fakkels aan te steken is oud. Sporen hiervan vinden wij reeds in de profeet Jeremia (25: 10): “Het geluid van vreugde, het geluid van blijdschap, het geluid van de chatan en de kala, het geluid van een molen, vuur en licht”. De Ge’oniem (Otsar Ge’oniem op traktaat Sanhedrin) schrijven naar aanleiding hiervan: “De volgende tekenen hanteerden de Joden in tijden van geloofsvervolging en gevaar: wanneer er een briet mila (besnijdenis) was liet men het geluid van een molen horen en iedereen die dit hoorde, begreep dat er een briet mila plaatsvond. Wanneer er een feest voor een choepa werd gehouden, stak men kaarsen aan en iedereen die dat zag, begreep dat er een bruiloftsmaaltijd gehouden werd.”
In de tijd van de Talmoed vinden we ook, dat licht geassocieerd werd met huwelijkse vreugde (B.T. Gittien 89a): “Als er getuigen kwamen, die gezien hadden dat er in een bepaald huis lichten brandden, er feestelijk gedekte tafels stonden en vrouwen bij het licht van kaarsen zeiden dat die en die getrouwd was met die en die, dit een duidelijk bewijs was voor een huwelijk.” De gewoonte om bruid en bruidegom onder de choepa te begeleiden met kaarsen en fakkels is tevens een herinnering aan de Matan Tora waar geschreven staat: “En het hele volk zag de geluiden en de vlammen” (Exodus 20:15).
De chatan wordt eerst onder de choepa gevoerd ter herinnering aan de situatie bij de Torawetgeving op de berg Sinaï. Ook toen was G’d als eerste aanwezig voordat het Joodse volk arriveerde aan de voet van de berg, zoals er geschreven staat: “G’d kwam van de Sinaï” (Devariem 33: 2). G’d ging het Joodse volk tegemoet zoals een bruidgom zijn bruid tegemoet treedt.
Choepa - huwelijksbaldakijn Er is weinig bekend over hoe men vroeger de choepa inrichtte. In verschillende kringen was het gebruikelijk om het huwelijksbaldakijn als een soort tent in te richten, hetgeen ook diende als cheder jichoed – afzonderingsruimte - voor chatan en kala op de dag van hun bruiloft. Onder dit baldakijn stond een sierbed of een prachtig versierde stoel waarop de kala werd neergezet. Daar vandaan werd ze naar het huis van haar man gebracht.
De Babylonische Talmoed (Gittien 57a) vertelt over de gewoonten in de stad Betar. Wanneer daar een jongetje werd geboren, werd er een cederboom geplant en wanneer er een meisje geboren werd, werd er een sjietaboom geplant. Bij de het huwelijk werden beide bomen omgehakt en van dat hout werd een choepa gemaakt.
Waarschijnlijk bestond er vroeger veel variatie in het design van het huwelijksbaldakijn. Dit verschilde per kehilla en periode. Vanaf de 16e eeuw is er waarschijnlijk meer eenheid ontstaan in de vorm van de choepa, zoals wij die vandaag de dag kennen. Rabbi Mosje Isserles (1520-1577) omschrijft het als volgt: “de bekendste minhag is om tegenwoordig de choepa te noemen de plaats waar men een talliet (gebedskleed) uitspreidt op palen waaronder de chatan en de kala staan. Daar worden de berachot (zegenspreuken) uitgesproken”.
De choepa onder de blote hemel Rabbi Mosje Isserles is tevens van mening dat de choepa onder de blote hemel moet worden opgesteld - en niet in sjoel - als een teken dat de kinderen die voortkomen uit dit huwelijk zich mogen vermeerderen als de sterren des hemels. In zijn responsa vertelt Chatam Sofeer, dat deze minhag ingesteld is door de Tosafisten. De bedoeling van Rasjie (1040-1105) en zijn leerlingen was dat de chatan en kala hierdoor de beracha van Avraham deelachtig zouden worden: “En Hij voerde hem naar buiten en zei: ‘Kijk toch naar de hemel en tel de sterren als je dat kunt’. En toen zei Hij tegen hem: ‘zo zullen jouw nakomelingen zijn’” (Genesis 15:5). De choepa onder de blote hemel wordt dus afgeleid uit de zinsnede: “En Hij voerde hem (Avraham) naar buiten”.
Overleden voorouders ook aanwezig De Zohar, het hoofdwerk van de kabbala, leidt uit het vers: “Moge Israël zich verheugen over zijn makers” (Psalm 149: 2) af, dat G’d tijdens een vreugdevol hoogtepunt naar Gan Eden gaat om de ouders van de gelukkigen een geleide te geven om deel te nemen aan deze aardse simche. De tekst van de Zohar luidt als volgt:
Hoewel vader en moeder gestorven zijn, is bij de simche iedereen die hier deel aan heeft aanwezig, zoals we geleerd hebben: “wanneer de mens G’d in zijn vreugde betrekt gaat G’d naar Gan Eden en haalt daar de ouders van degene die een simche maakt op en brengt hen mee naar de simche; de mensheid weet hier niet van”.
Volgens de traditie dalen er drie generaties af - ouders, grootouders en overgrootouders - om deel te nemen aan de simche. Of er nog vroegere voorouders deelnemen aan de simche is afhankelijk van de persoonlijke verdienste van de familieleden.
As op het hoofd van de chatan en kala Volgens sommige meningen zijn ook alle toekomstige zielen die uit dit huwelijk zullen voortkomen aanwezig bij de choepa (Kedoesjat Levi). Chatan en kala staan onder de choepa met hun gezicht naar het oosten. Het gebruik om as uit te strooien op het hoofd van de chatan staat reeds vermeld in de Talmoed (B.T. Bawa Batra 60b). In de midrasj Tehilliem vinden we dat er ook as wordt uitgestrooid op het hoofd van de kala. Op het vers: “Mocht ik u vergeten, o Jeruzalem, dan vergete mij mijn rechterhand, dan moge mijn tong kleven aan mijn gehemelte als ik u niet zal herinneren, als ik Jeruzalem niet tot het hoogtepunt van mijn vreugde zal verheffen” (Psalm 137:5) zegt de midrasj: “Dit is de as die men op het hoofd van de chatan en kala doet wanneer zij op het hoogtepunt van hun vreugde zijn”.
De Tsantszer rebbe, Rabbi Chaïm van Tsants, was gewoon te zeggen dat hij onder de choepa zijn oogleden niet durfde op te heffen uit ontzag voor de Sjechina (de G’ddelijke Aanwezigheid). Hij zei tevens dat een choepa in de maand Elloel - de maand voor de verzoeningsmaand Tisjrie - een goede voorbereiding vormt voor de Ontzagwekkende Dagen van Rosj Hasjana en Jom Kippoer.
De zeven hakafot – ronden In verschillende minhagiem-werken wordt het vers (Jeremia 31: 21): “Een vrouw zal rond de man draaien,” gezien als bron voor de minhag dat de kala drie of zeven keer met een kaars om de chatan heen loopt. De profeet vertelt troostend dat de ‘maagd Israëls’ bevrijd zal worden en zich weer volledig zal overgeven aan G’d. Zo ook is het in de intermenselijke relatie. Een man zoekt een vrouw omdat dat ‘de gewoonte van de wereld’ is: “De man zoekt een vrouw en de vrouw zoekt over het algemeen geen man omdat de vrouw een ‘verloren voorwerp’ vormt van de man. Maar na het huwelijk laat de vrouw duidelijk zien dat zij haar echtgenoot toebehoort.”
Volgens de Zohar (mystiekleer) symboliseert de vrouw die met licht rond haar man loopt het Or Makief, de aura die de mens omringt vanaf de choepa. De Belzer Rebbe placht te zeggen dat de zeven ronden, die de kala rond haar chatan loopt onder de choepa het bouwen van een muur symboliseert. De vrouw beschermt haar man tegen allerlei verleidelijke inbreuken op zijn heiligheid: “Iedereen die ongehuwd is, is als zonder muur” (B.T. Jevamot 62b).
Onze Wijzen vergelijken een huwelijk met het splijten van de Jam Soef, de Rietzee. Het is gebruikelijk om tijdens de hakafot (rondgangen) te zingen. De melodie is in sommige kringen dezelfde als die tijdens het gebed wordt gebruikt bij de beschrijving van de splitsing van de Rietzee.
De ring In de Talmoed wordt de gewoonte om een ring te overhandigen niet vermeld. Waarschijnlijk stamt dit uit de tijd van de Ge’oniem (750-1000). Een ring symboliseert verbondenheid. Een ring wordt gebruikt om twee losse eenheden aan elkaar te klinken. We vinden dit ook bij de beschrijving van de bouw van de Tabernakel. Verschillende onderdelen van het heiligdom werden aan elkaar verbonden door middel van ringen. Ieder echtpaar vormt een nieuwe ring in de keten van de generaties.
Toen Pharao zijn ring aan Joseef gaf, gaf hij daarmee te kennen dat hij de autoriteit over zijn huis overdroeg: “Toen verwijderde Pharao zijn ring van zijn hand en hij gaf hem aan Joseef”. (Genesis 41: 42). De ring symboliseert dat de man tegen zijn vrouw zegt dat hij haar aanstelt over zijn nieuw te bouwen huishouden.
Het is gebruikelijk om met een ring zonder steen te trouwen. Dit herinnert ons aan het vers: “Ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en u een vlezen (medelijdend) hart geven” (Jesaja 23: 12).
Het breken van een glas Na het lezen van de ketoeba (de huwelijksakte) en het uitspreken van de berachot – zegenspreuken – breekt de chatan een glas. Dit gebruik wordt reeds in de Talmoed vermeld (B.T. Berachot 30b) en verbonden met het vers “dient G’d met ontzag en jubelt in vreze” (Psalm 2: 11). De Talmoed vraagt naar aanleiding hiervan: “Wat betekent jubelt in vreze?”. Rav Ada bar Matna stelt dan in naam van Rav dat daar waar gejubel is, ook de vreze G’ds moet zijn. In datzelfde verband vertelt de Talmoed dat Mar, de zoon van Raviena, eens een chatoena (bruiloftsmaaltijd) maakte voor zijn zoon. Toen hij zag dat de Geleerden te vrolijk werden brak hij voor hen een dure beker van 400 zoez. Hierop raakten zij enigszins ontsteld en dat dempte de feestvreugde. Het glas wordt gebroken ter herinnering aan de verwoesting van de Tempel en de gevallen toestand van Jeruzalem.
©Dayan R. Evers 2012
|