22 Chesjwan 5785 | 21 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Mogen wij mensen tellen?
Publicatiedatum: vrijdag 01 maart 2013 Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 1.641 keer gelezen
Halacha, Opperrabbijn R. Evers, Tellen van Joden »

Waarom moesten de Joden geteld worden in het eerste jaar na de Exodus; G’d kende het getal toch? De volkstelling was meer voor de omgeving bedoeld. Iedereen lachte het Joodse volk uit: “Veertig dagen na het geven van de Tora maakten jullie al weer een afgodsbeeld. G’d zal jullie nooit meer in genade willen aannemen!”.
Het Joodse volk werd verheven door de bijdrage aan het Misjkan (Heiligdom) van Edoet-getuigenis. Het Misjkan getuigde van G’ds vergiffenis.

Brandende sjekkel
De halve sjekkel was tien gera – als verzoening voor de overtreding van de Tien Geboden. Hoe zo’n klein muntje zo een grote overtreding kon verzoenen? G’d liet Mosje een brandende halve sjekkel zien. Met veel hernieuwd enthousiasme voor het Jodendom kan zelfs de zwaarste misstap rechtgezet worden!

Wij mogen geen mensen tellen. Wanneer wij dingen tellen, duidt dat erop dat ze aan verandering onderhevig zijn. Verval, veroudering en ontluistering zijn gevolgen van de zondeval van de eerste mensen. Zodra we tellen, toont dit dat de ‘dood’ in één of andere vorm heeft toegeslagen. Dood is het gevolg van zonde en tekortkoming. Daarom is kappara nodig, een verzoening in de vorm van ‘n donatie aan het Heiligdom.

De Tora stelt dat er bij directe telling een ‘plaag’ uitbreekt. Rasjie: door tellen rust het kwade oog op de getelde objecten. Rabbenoe Bachja ibn Pakoeda (11e eeuw) legt het telverbod anders uit: “Door iedereen een apart nummer te geven, wordt ieder individu uit het totaal gelicht. Er ontstaat een afgescheiden identiteit, die niet meer verbonden is met de rest. Zolang men onderdeel van het geheel is, werken de verdiensten van allen voor iedereen. Maar wanneer men apart beoordeeld wordt, staat iedereen op zichzelf waardoor men vatbaarder wordt voor subjectieve evaluatie, vooroordeel en veroordeling”.
De donatie van de halve sjekkel toonde, dat we zonder de ander maar half zijn. Rijk en arm waren hierin totaal gelijk. De halve sjekkel verbond weer met het geheel.

Gelijke aantallen
Later werd het joodse volk nog een keer geteld, op de eerste Ijar van het tweede jaar na de uittocht. Bij beide tellingen was het totale aantal gelijk. Het kan zijn, dat het aantal overledenen gelijk was aan het aantal nieuwgeborenen. Maar een tweede antwoord luidt, dat de stam Levi in eerste instantie wel meegeteld werd maar in de tweede telling niet. De lacune, die het niet meetellen van Levi creëerde, werd opgevuld door de mannen, die langzamerhand de twintigjarige leeftijd (alleen zij werden meegeteld!) bereikten.

Davids telling
In het boek Samuel (II 24:9) staat, dat koning David gestraft werd vanwege een volkstelling. Als het enige voorschrift bij telling luidde, dat men alleen munten mag tellen maar geen mensen, is niet goed te begrijpen hoe David zich hierin vergiste. Waarom was G’d zo kwaad op koning David?

“David”, zegt Nachmanides, “overtrad nog een andere randvoorwaarde bij het tellen van mensen. Dit mag slechts gedaan worden wanneer dit werkelijk nodig is. David telde alleen maar om zich te verheugen over zijn grote legermacht”.

Onnodig tellen
Mensen worden gereduceerd tot getallen. Dit is ook wat de Midrasj zegt in naam van Rabbi Eliëzer: “Zolang het Joodse volk geteld werd voor een duidelijk doel, heeft het hen aan niets ontbroken, maar toen er zonder enige noodzaak een telling werd gehouden, ging het mis”. David had de telling niet nodig voor oorlogsdoeleinden. Onnodig tellen van mensen is verboden, zelfs bij een census met sjekaliem.

Nachmanides concludeert: “Dat de Tora voorschrijft een halve sjekkel te gebruiken bij het tellen boven de twintig, duidt erop dat het tellen van mensen vanaf dertien jaar beschouwd wordt als tellen van het hele joodse volk en dat is zelfs verboden met sjekaliem”. 

G’d wil niet dat het hele volk geteld wordt, omdat Hij beloofd heeft hen te vermeerderen als de sterren van de Hemel, zoals er staat (Bereesjiet 15:5): “Gij kunt hen niet tellen”.

Het verbod om te tellen
De opdracht om het volk te tellen kwam eigenlijk na de zonde van het gouden kalf. Toch staat het in de Tora ervoor: ”Dit is de refoe’a voor de makka – het geneesmiddel wordt beschreven voor de ziekte”.

Velen vragen zich af waarom er geteld moest worden. G’d kende het getal toch?

Maar de telling was meer voor de mensheid bedoeld. De volkeren lachten het Joodse volk uit: ”Veertig dagen na ‘wij zullen doen en wij zullen luisteren’ maakten jullie al weer een afgodsbeeld. G’d zal jullie nooit meer in genade willen aannemen”, aldus het smalende commentaar van de verenigde volkeren.

Het Joodse volk werd verheven door de bijdrage aan het Misjkan (Heiligdom) van Edoet-getuigenis. Het Misjkan getuigde van G’ds vergiffenis.

Halve sjekkel
De halve sjekkel was tien gera – als verzoening voor de overtreding van de Tien Geboden. Hoe zo’n klein muntje zo een grote overtreding kon verzoenen? G’d liet Mosje een brandende halve sjekkel zien. Met veel hernieuwd enthousiasme voor het Jodendom kan zelfs de zwaarste misstap rechtgezet worden!

Wij tellen geen mensen. Dit wordt afgeleid uit de openingszinnen van deze sidra. Wanneer wij dingen tellen, duidt dat erop dat ze aan verandering onderhevig zijn. Verval, vermindering en veroudering zijn allemaal gevolgen van de zondeval van Adam HaRisjon – de eerste mens.

Zodra we gaan tellen, toont dit dat de dood, bederf en verval in één of ander vorm heeft toegeslagen. Dood is het gevolg van zonde en tekortkoming. Daarom is een kappara nodig, een verzoening in de vorm van donatie van een halve sjekkel aan het Heiligdom.

©Dayan mr. drs. R. Evers 2013

Copyright © 2013 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.