Het Joodse volk heeft verschillende tellingen gekend. Op weg naar Egypte werden er zeventig zielen geteld. Na de uittocht uit Egypte waren er zeshonderdduizend mannen. Na de zonde van het Gouden Kalf op 11 Tisjri 2448 werden 603.550 mannen geteld en op 1 ljar 2449 werden ook 603.550 mannen tussen de twintig en de zestig geteld. Er waren evenveel afgevallen als bijgekomen. Wanneer een mens telt, berekent hij de kwantiteit. Het getal duidt enkel op de getalswaarde en niet op het belang van de getelde zaken. Alleen een Hemelse telling is een ware telling. Deze telling is dan ook kwalitatief gericht en is daarom van groot belang. "Het Joodse volk wordt vergeleken met korrels graan."
Hoe zit het met graankorrels? Die worden gewogen binnengebracht, zo ook zegt G'd: "Het Joodse volk moet ieder moment geteld worden ". Verschillende verklaarders vragen zich hierbij af: wanneer een mens zijn hoeveelheid graan meet, dan doet hij dat om te weten hoeveel graan hij in zijn schuur heeft of omdat dit een financieel belang dient. Maar G'd kende het getal van de kinderen Israëls ook zonder ze te tellen. Waarom heeft Hij ze dan opnieuw laten tellen?
Oorzaak of gevolg? De Sjela Hakadosj stelt dat men door tellen belangrijk wordt. Men wordt een `getelde zaak' en die gaat nooit op in de meerderheid (dit is een halachisch begrip). Dit antwoord van de Sjela Hakadosj is niet goed te begrijpen. Iets dat normaliter geteld wordt, krijgt zijn belang niet door het tellen. Niet de telling veroorzaakt het belang. De telling is slechts een bewijs voor het belang van de zaak. Iets dat sowieso al belang heeft, hoeft eigenlijk niet meer geteld te worden. De telling was belangrijk als symbool tegen de assimilatie. Het tellen van het Joodse volk duidt op het belang daarvan, zodat zij niet zouden kunnen opgaan in de omgeving en dat zij de kracht zullen hebben de omgeving ten goede te keren, hetgeen ook onze opdracht is.
Samenvattend werd de telling verricht: a. Om G'ds liefde kenbaar te maken (te tonen hoe zeer het Joodse volk gegroeid was). b. Uit liefde om te kijken hoeveel Joden er waren overgebleven na het debacle van het Gouden Kalf. c. Verder wilde G'd dat Mosje en Aharon voor alle Joden zouden dawwenen (bidden). Bij de telling maakte iedereen zijn naam bekend aan de Joodse leiders, zodat zij voor hen zouden kunnen dawwenen. d. Het Joodse volk zou binnenkort Israël binnentrekken en men wou graag het aantal soldaten weten. Alhoewel de Tora beloofd had, dat er bovennatuurlijke overwinningen zouden plaatsvinden, is het niet toegestaan te vertrouwen op een wonder (vandaar de telling om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke gang van zaken). e. G'd wilde dat het land netjes en eerlijk verdeeld zou worden; vandaar dat het nodig was een census te houden.
De telling veroorzaakte dat iedereen zich realiseerde, dat hij een deel van het geheel was. Dit is van belang voor het werken en leven in grotere verbanden. Als men zijn plaats binnen de gemeenschap kent dan brengt dit de Sjechina (G'ddelijke aanwezigheid) onder het Joodse volk. Het is inderdaad zo dat veel werk voor de gemeenschap gedragen wordt door individuen. Een telling zorgt ervoor, dat iedereen gelijkwaardig wordt, iedereen is één schakel in de lange keten en dit heeft het voordeel, dat iedereen zijn beperkte rol in de geschiedenis realiseert. Tellen benadrukt de fundamentele Joodse gelijkheid: als er negen grote Rabbijnen in sjoel staan, is er geen minjan (quorum) maar wanneer een barmitswa jongetje van net 13 jaar oud binnenkomt, kan de dienst onverwijld beginnen.
©Dayan Evers 2013 |