Er is in het Hebreeuws geen goede vertaling voor het woordje “neder”. Wat redelijk dicht bij de juiste omschrijving komt is “een formele verplichting door een belofte”. De Tora begint in Bamidbar/Num. 30:2 ev. met het opleggen van een nieuwe halachische status. Door middels van een belofte of een eed, legt de des betreffende persoon zichzelf een neder op. Dit kan op zichzelf, een ander of een object betekenen. Een ender is zo krachtig, dat het bij nalaten ed. een justitiële straf opgelegd kan worden. Er zijn twee categorieën binnen eed/beloftes:
- Iemand verbiedt zichzelf iets wat de Tora toestaat. Bijvoorbeeld: jij verbiedt jezelf de opbrengst van een bepaald stuk land voor de komende maand te eten. Dit is een vrijwillig verbod. Dit noemt men sjevoe’ah: jezelf iets opleggen of jezelf iets verbieden.
- Iemand legt zich een bepaalde plicht op door bijvoorbeeld een bepaalde tsedoke te geven. Dit is neder
De Tora begint met het eerste type (later volgt de tweede). Iemand legt vrijwillig zichzelf iets op. Het verschil tussen nederen sjevoe’ah is dat nederde status van het object verandert. Voorbeeld: als jij jezelf een week lang verbiedt bananen te eten, dan verandert de halachische status van de banaan. De banaan wordt een stuk verboden voedsel voor jou. Als jij jezelf oplegt een banaan te eten, dan verandert niet de halachische status van de banaan, maar heb ik een nieuwe verplichting aan mezelf opgelegd. Met uitzondering op een gelofte tav een mitswe, kan iemand zichzelf geen neder op leggen om zichzelf een bepaalde daad op te leggen. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat hij een neder maakt om vanavond heel vroeg te gaan slapen, is dat geen neder. Het is in het Jodendom de gewoonte wanneer je iets aan iemand belooft “bli neder” erbij te melden: ik neem mijn belofte zéér serieus, maar het is een belofte zonder formele verplichting. Dit betekent niet dat je dan lukraak iets mag beloven. Een woord een woord een man een man ligt in het Jodendom hoog in het vaandel.
©Jodendom-online 2013 |