Jodendom-online heeft het onderstaande artikel vertaald in nagedachtenis van Yemima bat Avraham Avinoe H”JD [moge haar bloed gewroken worden], de ĝioeret die door de 21-jarige Palestijnse terrorist Abd al-Rahman al-Shaloudi – Jiemach Sjemo we'zichro Moge zijn naam en gedachtenis[voor eeuwig] worden uitgewist...' – is vermoord.
Als Karen Mosquera kwam Yemima anderhalf jaar geleden vanuit Ecuador naar Israël om haar ĝioer [toetreden tot het Jodendom] af te ronden. Samen met andere vrouwen uit Zuid-Amerika heeft Yemima aan de Midrasha Machon Roni gestudeerd en is een paar maanden geleden uitgekomen. “Ze werd overreden toen ze op weg was naar een sjioer [Torales],” vertelde een vriendin. 'Ze was een stille vrouw, die steevast geloofde in de weg die ze was ingeslagen. Ze heeft hard gestreden om Joods te worden en liet zich er niet vanaf brengen.”
Rabbi Gavriel Guiber heeft Yemima de laatste 5 jaar bijgestaan in haar gioer. Yamima is afstammeling van Joden die gedwongen werden tot het Christendom. Yamima's moeder stak Sjabbatkaarsen aan, een traditie die haar moeder weer van haar moeder en die van diens moeder heeft overgenomen. Echter hadden zij allen geen Joodse papieren. Rebbetsien Chaya Engel van de Machon Roni, een van Yamima's marot [leraressen] zei dat de Zohar stelt dat op het moment Hasjem aan de volkeren van de wereld de Tora aanbood, zij het allen verwierpen, echter waren er kleine stemmetjes binnen de volkeren die wel "Ja!" antwoordden. "Niemand hoorden hen, behalve de Kadosj Baroech Hoe [de Heilige Geprezen is Hij]," zei rebbetsien Engel. "Voordat de Mosjiach komt, brengt Hasjem al die nesjamot [zielen] die de Tora wilden aanvaren terug, omdat zij het verdienen."
Yemima is een van die zielen. Moge haar ziel gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven.
Het volgende artikel van Rabbi Mizrachi is een van zijn postings op zijn Facebook van 26 oktober 2014.
Ĝeriem, Joden die middels een ĝioer-proces zijn uitgekomen, maken het Jodendom fris en spannend. Waarom zal dat ons 'jaloers' moeten maken?
De Tora staat vol met diverse geboden. Sommige worden maar één keer genoemd en anderen worden verschillende keren herhaald. Maar er is één mitswa die maar liefst 36 keer in de Tora voorkomt en dat is de mitswa om de bekeerling lief te hebben. Het is duidelijk dat de Tora een goede behandeling van een nieuwkomer in het Jodendom benadrukt, die zelfs verder moet gaan dan een gemiddeld persoon zou moeten ontvangen.
Wat is zo moeilijk aan deze mitswa, waardoor deze mitswa in de Tora zoveel herhaald moet worden? De Tora heeft ons immers al opgedragen om onze naaste lief te hebben als onszelf, wat ook de ĝeriem omvat die een deel van ons volk zijn geworden. Waarom is het noodzakelijk om extra veel geboden op te dragen die specifiek gerelateerd zijn aan de ĝeriem?
Onze Geleerden geven een parabel die een licht werpt hoe de Almachtige een ĝer ziet: 'Er leefde eens een machtige koning die erg trots was op zijn rijkdom. Hij had tal van huizen, tuinen, weilanden en vee. Op een dag stond hij op de heuvel om zijn kudde van duizenden schapen te bewonderen, toen hij een paar jonge herten onder zijn schapen opmerkte. Hij riep zijn hoofd-herder om te informeren over hetgeen hij zag. De herder legde uit dat de afgelopen weken de schapen door een paar jonge herten werden gevolgd. Ongeacht de hitte, kou of regen, de herten bleven gewoon onder de kudde. De herder vroeg vervolgens of de koning wilde dat de herten uit de kudde verwijderd moesten worden, maar de koning stond erop dat de herten vrij waren zich onder de schapen te begeven. Maar de herder vroeg toen: "als je zo trots bent op de perfectie van jouw kudde, waarom wil je dan een niet-schaap onder hen hebben?"
De koning antwoordde: "Mijn kudde is inderdaad erg mooi, maar het gaat waarheen wij haar vertelt te gaan. Dagelijks drijven wij haar naar de groene wijden en brengen we haar naar het zoete water om haar te helpen te overleven. Ze heeft geen keuze van waar te gaan of hoe ze moeten leven. Echter, deze herten hebben de vrijheid om overal te leven waar zij maar willen en dan nog kiezen zij om onder mijn kudde te verblijven. Daarom is het hert zo speciaal voor mij, en wel op een manier dat het meer betekenis heeft dan de schapen zelf. Niet is het hert alleen kostbaar voor mij en moet het worden toegestaan om onder de schapen te verblijven, maar het moet nog betere bescherming, voedsel, water, behandeling, liefde en aandacht boven de rest van mijn schapen krijgen”.' [Midrash Tehillim 146].
Door deze gelijkenis kunnen we juist waarderen hoe kostbaar de bekeerlingen in de ogen van Hasjem zijn en waarom de Tora zo repetitief is dat de behandeling met meer zorg van de nieuwkomer gegeven moet worden. Bovendien kan het ons, schapen, meer inzicht geven waarom er gevoelens van minachting over ons heen komen wanneer we naar een bekeerling kijken.
Wanneer sommige onder ons naar een ĝer kijkt, voelen we jaloezie. We zien een Jodendom dat fris en spannend is en met afgunst zien we dit contrast met onze Jodendom, het Jodendom die wij als vanzelfsprekend nemen.
Als we naar een ĝer kijken, mogen we ons onbeduidend voelen en moeten we een stap terugnemen en ons afvragen of wij in staat waren geweest om deze keuzen, offers en veranderingen te kunnen maken die zij hebben gemaakt. Het dwingt ons om bij onszelf af te vragen of wij wel zo toegewijd en sterk in ons geloof staan zoals zij dat doen. Wanneer wij kijken naar een ĝer, kan er een schuldgevoel ontstaan, omdat wij weten van hoever zij zijn gekomen, terwijl vele onder ons zelfgenoegzaam zijn opgegroeid in ons Jodendom.
Indien wij naar een ĝer kijken, weten wij diep in ons hart hoe waardevol zij in G'ds ogen zijn en misschien verlangen wij ook wel naar dezelfde binding en inspiratie waarvoor zij gevochten hebben om deze te kunnen bereiken.
Uiteindelijk herinnert de ĝer ons niet alleen wie we ooit waren - zoals de Tora zegt: "Hou van de ĝer, want eens waren jullie ĝeriem in het land van Egypte" [Dwariem/Deut. 10:19] - maar ook aan de soort Jood die wij werkelijk hadden willen zijn. Zij herinneren ons aan het gevoel die wij duizenden jaren geleden ervoeren toen wij aan de Sinaj stonden en Hasjem beloofden in Hem te geloven en de Tora te accepteren. Wij missen dit gevoel. Dat is de reden waarom de Tora ons leert vaak naar de ĝer op te kijken, van hen te leren en hen te overladen met liefde.
Dit geldt niet alleen als gevolg van de opwinding van hun bekering, maar ook tijdens hun lange en moeilijke veranderingsproces. Het Jodendom leer je niet uit een boek, maar door het te doorleven. Een ĝer kan niet goed over Sjabbat of gebed leren, tenzij de gemeenschap bereid is hen dit bij te brengen en hen te helpen met hun reis. Denk eraan, niet alleen zij leren een nieuwe taal, gewoonten en een manier van leven, maar zij zijn op een pijnlijke manier losgekomen van hun vorige leven, gewoonten en zelfs relaties. Daarom is het de plicht van de Joodse gemeenschap om hen volledig op te vangen en de ĝer met liefde te ondersteunen.
Dus de eerst volgende keer dat je een ĝer tegenkomt, iemand die op een heldhaftige manier zijn leven heeft veranderd dat vele onder ons niet een kunnen voorstellen om dit te doen, mag je hem of haar niet slechts voor lief nemen. Wacht dan even. Heb alle ontzag voor hen en omhels hen.
©Rabbi Yosef Mizrachi 2014 |