In het artikel “het essentieel verschil tussen een Ben Noach en een Jood” leren we dat we met onze uitspraak “kol 'asjer diber Hasjem na'aseh wenisjma'... alles wat Hasjem heeft gezegd zullen wij doen en zullen wij horen...” [Sjmot/Ex. 24:7] als het ware onszelf als slaven hebben aangeboden aan Hasjem, zodat wij voor Hem als Zijn geliefdste schat zijn onder alle mensen [Sjmot/Ex. 19:5].
Met 'na'aseh wenisjma' hebben wij onszelf niet alleen als slaven aan Hasjem aangeboden – wat overigens een paradoxaal is ten opzichte van het feit dat de 613 mitswes van de Tora voor ons juist een bevrijding is van verslavingen zoals lasjon hara [roddel], stelen, seksuele immoraliteit, diepe materiële verlangens, enz. – maar met na'aseh wenisjma' hebben we ook onze emoenah – G'ds vertrouwen betuigd. Met dezelfde emoenah die onze voorouders bij Matan Tora uitten, uiten wij ook iedere morgen bij het wakker worden wanneer wij “Modeh Anie” uitspreken. Dit gebed is het allereerste wat je uitspreekt zodra je je ogen opent.
מוֹדֶה אֲנִי לְפָנֶיךָ מֶלֶךְ חַי וְקַיָּם, שֶׁהֶחֱזַרְתָּ בִּי נִשְׁמָתִי בְּחֶמְלָה. רַבָּה אֱמוּנָתֶךָ. “Modeh anie lefanecha melech chaj wekajam, sje-he-chezarta bie nisjmatie b’chemla, rabba emoenatecha … Ik dank Jou, Levende en Blijvende Koning, dat Jij mijn ziel met barmhartigheid hebt teruggeven; groot is Jouw trouw!”
De RaMCHaL legt uit dat we met Modeh Anie erkennen dat Hasjem onze zielen uit onze lichamen weghaalt wanneer we slapen, over onze zielen waakt, ondertussen onze lichamen weer oplaadt met energie, om vervolgens onze zielen weer aan ons terug te geven. Dit zien we ook terug in 'Modiem' van Sjmoneh Esre waarin we 3 maal per dag zeggen: “'Al nisjmotenoe hapqoedot lach... aan Jou onze zielen toevertrouwd”. Met Modeh Anie verklaren wij dat wij het niet als vanzelfsprekend beschouwen wanneer Hasjem onze zielen in de morgen weer teruggeeft.
Ook al weten wij dat wij op een dag zullen sterven, staan de meeste mensen niet met deze realiteit bij stil en leiden wij ons leven alsof we voor eeuwig op deze wereld leven. Dit om het feit omdat de meeste mensen bang zijn om dood te gaan, niet met deze realiteit om kunnen gaan en vooral bang zijn voor het onbekende.
De Tora heeft een heel ander perspectief op de dood. De Tora zegt dat de dood iets goeds is. In Bereesjiet/Gen. 1:31 staat: “Wajar' 'eloqiem 'et kol 'asjer 'asah wehineh tov me'od... G'd zag wat Hij had gemaakt en zie, het was erg goed...”. De Midrasj leert in Bereesjiet Rabbah 9:5 dat Rabbi Meir leert dat “het was erg goed” refereert naar de dood. Zo ook in Kohelet/Pred. 7:1 waarin staat: “Tov sjem misjemen tov wejom hamawet mijom hiwaldo... een goede naam is beter dan goede olie, en de dag van de dood is beter dan de geboortedag...”.
Waarom wordt de dood geassocieerd met iets goeds?
Dawied Hamelech zegt in Tehilliem 49:6: “Lamah 'iera' biemej ra'... waarom zou ik bang zijn in de slechte dagen?...”. Radak leert dat tijdens het hele bestaan van een persoon in deze tijdelijke wereld, als slechte dagen omschreven mogen worden. Je wordt namelijk ondergedompeld in het gejag naar wereldse zaken die tegenspoed brengen en kwaad over jezelf afroept. Radak vraagt zich vervolgens af: “als een eerlijk denkend mens de zinloosheid van het kwaad hebzucht beseft, waarom broedt hij nog steeds over het verwerven van rijkdom en volhardt hij in het hamsteren van zijn bezittingen die hij als een symbool van zijn succes en status beschouwt?” Dit in plaats je bezighouden met Tora, omdat de toekomst niet hier maar in Olam Haba ligt. Tegen zulke mensen zegt Targum: “wee degenen die hun geloof in hun bezittingen stelt! Wat voor nut heeft je rijkdom in aangezicht van de dood, de Engel des Doods die onafgebroken zijn rondes doet en geen onderscheid maakt tussen arm en rijk?”
Als deze dagen in Olam Hazeh, de wereld als slechte dagen worden beschouwd, dan moet de dood dus wel iets goeds hebben.
R'Shlomo Wolbe legt daarom uit dat het antwoord op de vraag waarom de dood geassocieerd wordt met iets goeds, te vinden is in de Gemara en wel in Shabbat 153a. Hierin lezen we dat Rabbi Eliezer zei: “Heb een dag voor jouw overlijden berouw.” Zijn leerlingen vroegen hem: "Weet iemand dan wanneer zijn dag van overlijden zal plaats vinden?" Hij antwoordde hun: "Dan moet hij vandaag berouw hebben, want misschien zal hij morgen sterven. Zo zal al zijn dagen vol berouw te zijn!"
Dit is wat Sjlomo Hamelech bedoelde in Kohelet 9:8: “Bekol 'et jihjoe vegadecha levaniem... jouw kleding moet ten alle tijden wit zijn...”.
Dit wordt geïllustreerd met de volgende gelijkenis. Er was eens een koning die zijn bedienden heeft uitgenodigd om op zijn grote feest te komen. Alleen hij heeft niet verteld wanneer het grote feest zal plaatsvinden. De een was slim, kleedde zich alvast aan in zijn mooiste kleding en ging buiten bij de ingang van het paleis staan. De ander was dwaas, hield zijn dagelijkse kleren aan en ging verder met zijn dagelijkse beslommeringen, want hij verwacht dat hij nog zat tijd heeft om zich klaar te maken wanneer het feest zou beginnen. Opeens kondigde de koning aan dat het feest direct zou beginnen. Alleen de slimmerd werd gevraagd om deel te nemen aan het feestelijk maal en om mee te genieten.
R'Wolbe legt dan uit dat het leven [dus de slechte dagen uit Tehilliem 49] een grote voorbereiding is van het grote feest van de Kadosj Baroech Hoe in Olam Haba. We kunnen op ieder moment geroepen worden om aan het feest deel te nemen, maar dan moeten we wel gekleed [Kohelet 9:8] en wel klaar staan! Niemand weet namelijk wanneer hij komt te sterven. Als wij ons tot de slimmere mensen willen rekenen, dan leven we iedere dag maar weer in voorbereiding – met spoed, intens en doelgericht. Dit in plaats met ons bezighouden met het vergaren van rijkdommen en ons toegeven aan fysieke verleidingen.
De dood is goed, omdat het een limit stelt in het aantal dagen die we hebben om onze doelen te bereiken voor Olam Haba. Wanneer we een oneindig hoeveel tijd zouden hebben, zouden slechts enkele onder ons werkelijk iets bereiken. We zouden dan altijd het gevoel hebben dat we nog genoeg tijd hebben om onze doelen te bereiken, waardoor deze steeds naar de toekomst worden opgeschoven. Wetende dat onze dagen zijn geteld, geeft dat ons de motivatie om iedere dag het maximale uit onszelf te halen ten goede voor het feest met Hasjem in Olam Haba!
Bron: Limud Yomi Deel II en Sefer Tehillim met commentaren vanuit de Talmoed, Midrash en Rabbinale bronnen van Artscroll Tenach Series.
©Jodendom-online 2015 |