21 Chesjwan 5785 | 22 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
Tisja Be'Av: waarom deze vieren?
Publicatiedatum: zondag 18 juli 2010 Auteur: Rabbijn prof. Efraim Sprecher | Vertaling: Devorah | 1.834 keer gelezen
Tisja Be'av, Rabbi Sprecher »
Vier dagen per jaar vasten en rouwen Joden in gedachtenis van verschillende geschiedkundige gebeurtenissen van de Bejt Hamiqdasj. Op de 17e Tammoez is een van deze vier vastendagen en het is de aanvang van de periode van drie weken van gelimiteerde rouw dat zijn climax op Tisja Be'av krijgt Deze vier vastendagen worden door de profeet Zacharjah genoemd. In overeenstemming met het optimisme van het Jodendom, worden de Bijbelse verwijzingen over de vier dagen, inclusief Tisja Be'av, niet aangehaald als richtlijnen om te vasten en te treuren. Daarvoor in de plaats worden de positieve woorden aangehaald die naar de Messiaanse tijd verwijzen daar deze vier vastendagen feestdagen (red. Devorah: let. Mo'adiem Toviem) zullen worden (Zacharjah 8:19). Dus Tisja Be'av is bestemd om een deel te zijn van onze Halachische traditie, maar niet als een dag van eeuwige rouw. Het is eerder een tijdelijke dag van rouw, totdat het een permanente dag van vreugde in de Messiaanse Tijd zal worden. In de rol van Ejcha (Klaagliederen), wat wij op Tisja Be'av lezen, refereert Jirmijahoe in 1:15 en 2:22 Tisja Be'av naar een 'mo'ed', een feest. Dat is de reden waarom wij geen Tachanoen (red. Devorah: Smeekbede; onderdeel van Sjacheris) en Sjlichot (red. Devorah: Vergiffenis; boetedoenende gedichten en gebeden, die met name in de aanloop naar de Hoge Feestdagen, en op vastendagen worden gezegd) op Tisja Be'av zeggen (Sjoelchan Aroech 559:4).

De Talmoed zegt dat de terugkeer van de Joden uit de diaspora en het terugkrijgen van het Land Israël de tekenen zijn van het begin van de Verlossing. "Er bestaat geen duidelijker teken dat het einde van de diaspora voor de deur staat, wanneer het Land van Israël haar grondstoffen rijkelijk geeft(Sanhedrin 98b). De Gaon van Wilno leerde zijn volgelingen dat de Mosjiach zal komen nadat de meerderheid van de Joden uit de diaspora naar Erets Jisrael trekken. Dus iedere Jood dat zijn alija maakt, bespoedigt de komst van de Mosjiach en doet hij mee aan de transformatie om van de rouw en vastendag Tisja Be'av een feestdag te maken.

Voor bijna 2000 jaar wijst ons land de zogenaamde veroveraars af en bleef verlaten en dor. De Sifra legt uit dat de vloek van de Tora op het land tijdens de diaspora een verborgen zegen is. "Ik zal het land verlaten maken" zegt Parasja Bechoekotai. Wij hoeven ons geen zorgen te maken wanneer wij in diaspora zijn dat onze vijanden zich in ons lang kunnen vestigen. In plaats daarvan is het groen worden van Israël een duidelijk teken van Hasjems decreet over de verlatenheid van het land en de nabije Verlossing. Erets Jisrael onderging een 'winterslaap', wachtend op ons, haar kinderen, vanuit de diaspora.

De profeet Jirmijajoe voorzag de komende Verlossing van de Messiaanse Tijd en de viering daarvan als een grotere gebeurtenis dan de uittocht uit Mitsrajiem. Zoals de profeet in Jirmijahoe 16: 14-15 zegt: "Er komen dagen, zegt Hasjem, wanneer er niet meer gezegd zal worden 'Leve Hasjem Die ons uit Egypte heeft gehaald,' maar 'Leve Hasjem Die Israël uit de landen haalt waarheen Hasjem hen had verstoten.' En Hasjem wil hen terugbrengen naar hun eigen land, dat Ik aan hun voorvaderen gaf." Volgens Harav Mordechai Eliyahu זצ"ל, staan wij in de douw van de Messiaanse Tijd. Wanneer de Mosjiach voor Tisja Be'av arriveert, dan zal Tisja Be'av een feestdag worden in plaats van rouw en vasten.

De Gemara zegt in Ta'anis 30b dat er geen gelukzaliger dagen voor de Joden bestaat dan de 15e Av en Jom Kippoer. Er wordt verteld dat dit de dag was dat de gevallenen van de slag om Beitar begraven werden. Toen de Romeinen de mensen van Beitar afslachtten, lieten zij hun lichamen in de zon wegrotten. Maar op de 15e Av kregen de Joden toestemming om de doden van Beitar te begraven. Daarom werd deze dag een dag van overtreffende vreugde. Op die dag werd de 'Hatov wehamejtiv' in de Birkat Hamazon (red. Devorah: na iedere broodmaaltijd 'benchen' wij de Birkat Hamazon. Dat is een lang dankgebed over het brood, Erets Jisrael, Jeroesjalajiem, Hasjems zorg over ons en onze familie en de belofte van komst van de Mosjiach) gevoegd.
Hasjem wordt 'Goed' genoemd, omdat Hij niet toestond dat de lichamen zouden ontbinden en Hij wordt 'Weldadig' genoemd, omdat de Romeinen deed toe bewegen dat zij de Joden zouden toestaan om de doden te begraven. Kun je voorstellen hoe vreselijk aanzicht Beitar was? Honderdduizenden doden die letterlijk op straat lagen. Je kan zo'n catastrofe verwerken, wanneer je de doden kan begraven. Hoe kan de Gemara zeggen dat dit de meest vreugdevolle dag is? De Gemara is verbijsterend.

Om deze verwarrende opmerking te snappen, moeten wij de Gemara in een geschiedkundige context lezen. Wanneer vond de begrafenis van de doden van Beitar plaats? Dat was 62 jaar na de vernietiging van de Tweede Bejt Hamiqdasj, nadat de mensen in diaspora werden gedreven en nadat de opkomst van Bar Kochba in elkaar is gevallen. Het was nadat Rabbi Akiva Bar Kochba als Mosjiach had uitgeroepen. Iedere hoop, iedere kans op verademing viel door de Romeinen in elkaar. De Joden hadden het gevoel dat G'd hen had verlaten en dat Hij niet meer om hen gaf. Zij voelden zich alleen, verlaten en eenzaam. Zij waren moedeloos. Niets ging goed. De situatie leek hopeloos.

Toen zij Beitar inliepen om de doden te begraven, zagen zij een groot wonder. Honderdduizenden doden waren niet ontbonden. De lucht zat niet vol stinkende geur van de dood. Toen realiseerden zij zich dat G'd hen niet verlaten had, dat Hij nog steeds om hen gaf. Zij realiseerden dat zij het fout hadden, dat zij waren niet alleen, waardoor zij een gevoel van vreugde over zich heen kregen, groter dan zij in de afgelopen jaren ooit gevoeld hadden.

Wat is de grootste troost? De wetenschap dat wij niet alleen zijn, dat G'd altijd met een ieder van ons is. Zoals Koning Dawied in Tehilliem/Ps. 139:8 zegt: 'als ik (na mijn dood) naar de hemel ga, Jij bent daar, maar wanneer ik naar de hel; sje'ol ga (van de stam 'sja'al', wat 'vragen' betekent, waar naar de doden onderzocht worden) Jij bent daar ook." G'd heeft nog nooit een Jood verlaten, zelfs niet in de hel. Deze feit is de grootste bron van troost en vreugde.

©Prof. Rabbi Efrayim Sprecher 2010

 

 

 

Copyright © 2010 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.