Wij hebben de hele week op T.V. gezien hoe erg pesten kan zijn. De tranen schieten je in de ogen wanneer Fleur voor de ogen van haar klasgenoten voor de trein springt. Het kabinet heeft inmiddels een miljoen euro uitgetrokken voor onderzoek naar de Finse methode om pesten tegen te gaan. Kinderen krijgen inzicht in hoe het groepsproces van pesten werkt. Het zijn allemaal heel herkenbare situaties, die op T.V. worden besproken. Het is allemaal heel menselijk en invoelbaar. Iedereen heeft er eigen ervaringen mee.
Gebrek aan respect We vinden niets vervelender dan het gevoel beroddeld, bespot of gepest te worden. Alain de Botton beschrijft in zijn `Troost van de Filosofie’ dat dit akelige gevoel zo algemeen is, dat het ook bestaat tegenover dode objecten, zoals laden, die niet open willen gaan: ”De frustratie, die een levenloos voorwerp veroorzaakt, bestaat uit een gevoel, dat het geen respect voor je heeft. Eenzelfde soort acute pijn die teweeggebracht wordt door de indruk, dat anderen zich stiekem vrolijk maken om jouw persoon”. Nog vreselijker is het als het pesten openlijk en stelselmatig gebeurt en niemand optreedt. Want de grijze, zwijgende meerderheid heeft een groot aandeel in pesten, ook al doet ze niets. Je afkeren van (psychisch) geweld is bijna even erg als agressie.
Wat gij niet wilt dat U geschiedt blijft actueel Dit leidende beginsel werd reeds door Hilleel (1e eeuw) verwoord toen hem door een heiden gevraagd werd de hele Bijbel te onderwijzen, staande op één voet. Hilleel zei toen: “Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet; dit is de essentie van de Bijbel – de rest is toelichting” (Talmoed, Sjabbat 31a). Niet pesten is uiteindelijk erkenning van en respect voor de eigen rechten.
Afzijdigheid en onverschilligheid Als iemand beledigd of gepest wordt, bestaat er een sterke neiging te geloven, dat degene, die je beschimpt dat opzettelijk gedaan heeft. Soms is dat niet werkelijk waar maar vaak blijkt het pesten op machtswellust gebaseerd te zijn en ook bedoeld te zijn. Dat hier in het Westen tot op heden nogal lauwtjes werd gereageerd – `schelden doet geen pijn’ – is een gevolg van onverschilligheid en onbekendheid met de gevolgen van pesten.
Juridisch zit het zo in elkaar. Artikel 29, lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bepaalt, dat de uitoefening van mensenrechten beperkt worden door het respect voor de rechten en vrijheden van anderen. Erkenning van en respect voor andermans integriteit moet iedereen, die respect of rechten voor zichzelf opeist, altijd voor ogen staan.
Vrijheid van meningsuiting Maar er bestaat ook zoiets als vrijheid van meningsuiting. Valt pesten daar niet onder? Mag ik niet zeggen wat ik wil over een ander, ook al kwetst dit hem of haar? We zijn nu eenmaal gewend, dat anderen er andere meningen op na houden. Als het ons te gortig wordt, stappen we naar de rechter en vragen om sancties om ons tegen verbale of schriftelijke agressie te beschermen. Soms krijgen we gelijk maar vaak ook niet. De ander heeft ook recht op zijn vrijheden. Het is hier in het Westen vaak een kwestie van geven en nemen.
Geweld tegen ons zelf Daarom zijn onze reacties vaak te gedempt, te beschaafd en proberen we in overleg `eruit te komen’. We houden meestal rekening met andermans rechten. Daarom reageren wij niet met geweld. Maximaal met geweld tegen onszelf. Soms loopt dat totaal uit de hand. Zelfmoord is hier het uiterste gevolg van. Toch blijf ik van mening, dat wij die vrijheid van meningsuiting zeer zorgvuldig moeten hanteren en nooit onnodig op andermans tenen moeten staan om maar de reikwijdte van onze vrijheden duidelijk te maken.
Kwaadsprekerij en anderen kleineren werd al in de Bijbel verboden. Welk doel dient het om anderen te pesten? Geen enkel doel heiligt de pestmiddelen. Nee, er bestaat geen recht om te pesten of (nodeloos) te kwetsen. Wij hoeven niet op andermans tenen te gaan staan om maar te tonen hoe superieur, machtig of beter we zijn om onze machtswellust op onschuldige medekinderen of medemensen te botvieren. Een oude Bijbelse wijsheid…
©Dayan mr. drs. R. Evers 2013 |