Sender was een praatjes maker, een praatjesleurder. Sender was in een dorp de bekende veroorzaker van rechiloes. Dat zijn praatjes dat vijandschap tussen mensen veroorzaken. Dit gebeurt middels het leuren van praatjes. Zijn grote 'luisteraar' was de gouverneur en omdat Sender bang was zonder bescherming zijn huis te verlaten, werd hij dikwijls door twee lijfwachten van de gouverneur bijgestaan.
Op een avond hoorde Sender een sappig verhaal wat de gouverneur direct moest weten, vond hij. Hij ging met de lijfwachten direct op pad. Echter hij moest onderweg mincha [middaggebed] dawnen [bidden] en stopte aan de kant van de weg om deze verplichting invulling te geven. Toen hij Sjmone Esre begon te dawnen, werd hij plotseling getroffen door de woorden die hij zelf prevelde. Vroeg hij om vergeving? Vergeving voor wat? Waarom was hij onderweg om zijn naasten, zijn mede-Joden kwaad te doen? Hij had toch nog geen overtreding begaan, dus waarom moest hij voor vergeving vragen?
Langzaam begon hij zijn daden te overdenken en besefte dat hij veel moeilijkheden en ellende over zijn naasten heeft gebracht door rechiloes rond te strooien. Hij begon te beven en zweet brak hem uit. Een golf van wroeging kwam over hem heen en kreeg werkelijke spijt voor zijn daden.
Ondertussen begonnen zijn lijfwachten ongeduldig te worden en hoorden dat Sender zuchtte en steunde tijdens zijn lange slepende gebeden. Toen hij eindelijk klaar was, voegde hij zich bij hen en verklaarde dat hij hoofdpijn had en naar huis wilde. “We kunnen morgen wel naar de gouverneur gaan,” zei hij. “Hij liegt,” zeiden de lijfwachten tegen elkaar en drongen aan dat ze nu naar de gouverneur wilden gaan. Sender voelde dat zij in een vervaarlijke stemming waren. “Jij beloofde ons een mooie beloning als wij jou zo snel mogelijk naar de gouverneur zouden brengen. Dat is wat wij van plan zijn te doen!”
“Heb je nieuws?” vroeg de gouverneur toen Sender binnenkwam. “Nee, ik heb geen nieuws,” antwoordde Sender de gouverneur. “Waarom kom je dan midden in de nacht hier doen?” vroeg de gouverneur hem verbaasd. Sender gaf hem een vage rede, maar een van de lijfwachten onderbrak hem en vertelde de gouverneur wat zij hebben gezien: Senders vurige gebeden, tranen in de ogen en zijn zuchten en steunen. “Hij wilde vervolgens naar huis gaan, maar wij hebben hem gedwongen.”
De gouverneur was furieus en Sender werd gegeseld. Maar deze Jood liet zich niet door geseling afschrikken en hield zijn mond stijf dicht. Vervolgens werd Sender nog eens flink in elkaar geslagen. Weer hield hij zijn mond en beet op zijn lippen van de pijn. Toen de gouverneur eindelijk tot de conclusie kwam dat hem niets hielp, stuurde hij Sender vloekend vol beledigingen weg.
Bont en blauw kroop Sender op zijn paard en wagen en reed naar huis. Onderweg hoorde hij een geween en zag een vrouw aan de kant van de weg in diepe stress. “Ik woon in het nabije dorp. Ik moest in de rivier een mikwe nemen, en mijn man bleef met mijn kleren bij de wagen staan. Terwijl ik mijn mikwe nam, schrok het paard ergens van en ging met wagen en kleren en al er vandoor. Mijn man ging achter het paard aan. Hier ben ik dan, nat, bevroren en zonder kleren. Ik bedekte me met de vodden die ik vond en ging achter mijn man aan. Ik raakte verdwaald.” Sender deed zijn jas uit en drapeerde deze over haar schouders en hielp haar op zijn wagen, opzoek naar haar man. Na dat avontuur ging hij naar huis.
De volgende dag werd hij overmand door een ernstige koorts. Zijn conditie ging snel achteruit en lag op sterven. Senders buren waren blij dat zij snel van dit persoon af zouden zijn die hen zoveel ellende had bezorgd door zijn lesjon hara'. Daarom waren zij vastbesloten zijn begrafenis zo lang mogelijk uit te stellen wat binnen de halacha [Joodse wet] toelaatbaar was om zo alle toekomstige informanten af te schrikken.
Sender overleed die avond. De plaatselijke Rav, een Tsaddiek, hoorde wat de mensen van plan waren en zei dat het niet hun taak was Sender te straffen. “Van onze kant moeten wij hem behandelen als ieder andere Jood. Hij zal naar de rechtvaardige maatstaven voor zijn daden verantwoordelijk gesteld worden, het is onze zaak niet,” zei de Rav.
Toch was de Rav nieuwsgierig naar de laatste dagen van Sender en Hasjem toonde hem wat er met hem gebeurd was, hoe hij tesjoeva tijdens Minche deed, hoe hij zijn straffen bij de gouverneur dapper op zich nam en een grote mitswe deed de vrouw in nood te helpen waardoor hij zelfs verdienste maakte. Zchoes avot, verdiensten van zijn voorouders, hebben voor de snelle dood geholpen, zodat hij geen eens de kans kreeg om weer terug te vallen in zijn dagelijkse gewoonte van lesjon hara'.
En zo was het... Sender stierf als een ware Ba'al Tesjoeve en mocht samen met de andere Tsaddikiem in Gan Eden verblijven. |