18 Niesan 5784 | 26 april 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Chanoeka, het feest van het licht
Publicatiedatum: dinsdag 07 december 2010 Auteur: Dayan mr. Drs. R. Evers | 2.639 keer gelezen
Halacha, Chanoeka, Opperrabbijn R. Evers, Torat hasod we'avodah zara [occultisme en afgoderij], Vrouwen in het Jodendom, Minhagiem [Gewoonten en Gebruiken], Vakantie »

De rol van de dames
Het is toegestaan om gedurende Chanoeka te werken. Vrouwen volgen echter de gewoonte om geen werk te verrichten gedurende de tijd dat de kandelaarlichtjes branden. De reden dat vrouwen hierin strenger zijn dan mannen, is omdat de Hellenistische decreten speciaal voor de vrouwen erg hard aankwamen. Zij had­den bepaald dat ieder meisje dat ging trouwen eerst met de gouver­neur moest slapen.

Maar er is meer. Het wonder van Chanoeka werd ook tot stand gebracht door toedoen van een vrouw. Jehoediet, de dochter van Jochanan, de koheen gadol (de Hogepriester). Zij was heel erg knap. De vijandelijke regeerder had haar voorgesteld om met hem te slapen. Zij deed alsof zij daarin toestemde. Toen ze in zijn tent aankwam, maakte ze allerlei kaasgerechten voor hem klaar, die hem erg dorstig maakten, waardoor hij veel wijn dronk. Hij werd daar slaperig van. Toen hij eenmaal in diepe slaap was, hakte zij diens hoofd af en bracht dat naar Jeruzalem. Toen de legerleiders zagen dat hun aanvoerder verslagen was, vlucht­te het leger. Ter herinnering aan dit won­der hebben sommigen de ge­woon­te om melkkost te eten op Chanoeka.

De praktijk
Iedere soort olie mag gebruikt worden voor de kandelaar. Maar men voert de mitsva het mooiste uit als men olijfolie gebruikt, omdat ook het wonder in het Beet Hamikdasj, de Tempel in Jeruzalem, met olijfolie gebeurde.

Wanneer er geen olijfolie beschikbaar is, mag men ook andere lich­te en zuivere olie gebruiken. En anders gebruikt men kaarsen van bijen­was, want die geven ook een zuivere vlam. Men moet geen twee pitten bij elkaar doen, want dan krijgt men een soort fakkel. Men moet een enkele pit gebruiken. De pitten voor de Chanoekakaarsen mogen ook van alle soorten ma­te­riaal gemaakt zijn. Maar de beste manier om de mitsva uit te voe­ren is door katoenen pit­ten te gebruiken. Het is niet nodig iedere avond nieuwe pitten te gebruiken. De minhag van de Asjkenaziem is, dat ieder gezinslid iedere avond een extra licht aansteekt naar de opvatting van Maimonides, de Rambam. De minhag van de Sefardiem is, dat iedere huishouding iedere avond een extra licht aansteekt naar de opvatting van de Tosafot.

Een keuzeprobleem
In principe is het beter de Chanoekalichten met olijfolie aan te steken dan dit met kaarsen te doen. Als men echter niet voldoende geld heeft voor olijfolie maar wel voldoende geld heeft om kaarsen aan te schaffen, dan staat men voor het volgende probleem. Men zou olijfolie kunnen kopen en hiermee slechts één lichtje per avond aansteken maar men kan ook kaarsen kopen en hiermee de mitsva vervullen naar de opvatting van de heel preciezen, de mehadrien min hamehadrien (iedere avond één kaarsje meer). De Misjna Beroera en de Chajee Adam – twee 20e eeuwse Poskiem (geleerden) – beslissen voor de praktijk, dat het bij dit keuzeprobleem beter is kaarsjes te kopen om de mitsva te vervullen volgens de opvatting van de mehadrien min hamehadrien, die voorschrijven om iedere avond een kaarsje extra aan te steken.

Reiziger op Chanoeka
De toenemende internationale handelsbetrekkingen hebben ook de halacha (joodse wetgeving) niet onberoerd gelaten. Zo kan het voorkomen dat de vrouw des huizes met haar kinderen in Europa zit maar de heer des huizes in Hong Kong of New York. Rabbi Mosje Isserles (1520 -1577) oordeelt dat de heer des huizes op zijn hotelkamer ook moet aansteken (n.b. let op de brandsproeiers!). Omdat zijn vrouw ongetwijfeld ook thuis aansteekt – en dit in feite het belangrijkste aansteken vormt – en ook de man hiermee zijn plicht vervult, raadt Misjna Beroera (677:15 en 16) aan dat de uithuizige ba’al habajit (heer des huizes) specifiek de bedoeling moet hebben om niet met de Chanoekalichten van zijn vrouw zijn plicht om aan te steken te vervullen. Indien mogelijk – in Hong Kong lukt dit makkelijk, in New York is dit zeer moeilijk – moet de heer des huizes in den vreemde aansteken voordat er bij hem thuis wordt aangestoken.

Te land, ter zee en in de lucht
De grote technische ontwikkelingen op vervoersgebied stelden onze geleerden nog voor andere vragen. Een reiziger zal nogal eens op plaats A slapen en op plaats B (bijv. in een restaurant) eten. Over het algemeen stellen de poskiem (wetsgeleerden) dat de plaats waar men de maaltijd gebruikt, de aansteekvoorkeur verdient.

Deze vraag werd reeds lang geleden behandeld door Rabbi Sjalom Mordechai, de befaamde Maharasjam (4:146). Maharasjam vraagt zich af of een kajuit wel een woning heet. Hij beantwoordt deze vraag positief. Als men voor de zitplaats betaalt, is men een huurder van die plaats en dit verplicht om aldaar aan te steken. Dat het schip beweegt, dus geen vaste ‘voet op aarde’ heeft, vormt geen bezwaar. Hoewel Rasjie (1040 -1105) nog zegt dat een kapitein op zijn schip niet hoeft aan te steken, ziet deze vrijstelling alleen op oude, open schepen, waar het erg winderig was. De tegenwoordige kajuiten zijn echter vergelijkbaar met een woning aan vaste wal.

Aansteken in een vliegtuig?
In een vliegtuig aansteken zal moeilijker zijn. Brandgevaarlijk? Maar in het rokersgedeelte mocht men ook vuur maken! Rabbi Betsalel Stern (20e eeuw) behandelt de vliegtuigvraag (Responsa 4:127). Voor de praktijk paskent (beslist) hij, dat als het mogelijk is in een kommetje of iets dergelijks op de zitplaats of in de keuken van het vliegtuig aan te steken zonder brandgevaar en het cabinepersoneel toelaat, dat de menora een half uur brandt, men kan aansteken met beracha, zegen. Maar als het op bijvoorbeeld de zevende dag onacceptabel is om zeven kaarsen aan te steken, steekt men één kaarsje aan – want dit is de minimum verplichting – en plaatst men dit op het tafeltje voor de zitplaats. Als ook dit onmogelijk is, steekt men zonder beracha één of meerdere kaarsjes aan. Als anderen de menora doven is dit beter maar als de aansteker hiertoe zelf verplicht wordt, mag hij de menora ook zelf doven. Elektrisch licht als Chanoekakaarsjes wordt door de meeste poskiem (wetsgeleerden) afgekeurd. Deze optie is dus niet echt bruikbaar in een vliegtuig.

Het oversteken van de datumgrens
De problematiek rond de datumgrensheeft eveneens vele pennen in beweging gezet. Ik zal uit de inmiddels omvangrijke literatuur hierover slechts één voorbeeld behandelen: iemand die ten westen van de datumgrens woont en op 23 Kislev vertrekt en over de Beringstraat – dus oostwaarts – vliegt, bevindt zich in een moeilijke positie. Eén avond later is het bij hem thuis 24 Kislev, in zijn hotel is het al 25 Kislev, de eerste avond Chanoeka. Is de plaats waar hij nu verblijft een Joodse plaats en wil hij daar ook alle acht dagen Chanoeka blijven, dan volgt hij de datum van de plaats van verblijf en steekt hij dus één kaarsje aan. Is dit geen Joodse plaats, dan is onze reiziger gehouden aan de datum van de plaats van vertrek en steekt hij dus niet aan (vgl. Responsa Betseel hachogma 1:31). In dit laatste geval behoudt hij dus de status van zijn plaats van oorsprong omdat hij nog niet in een nieuwe Joodse nederzetting aangekomen is, waar hij zich zou kunnen aanpassen aan de lokale minhag (gewoonte).

Enkele details van de menora
In de Talmoed wordt de vraagniet behandeld hoe de menora er uit dient te zien. In principeis het toegestaan kaarsen op tafel te zetten. Het gebruik van een menora is niet echt verplicht. Niettemin moet men proberen een zilveren menora te kopen, omdat men iedere mitswa zo fraai mogelijk moet vervullen.

Hoewel een metalen menora teprefereren is, mag men ook een kandelaar van ander materiaal gebruiken. Een glazen exemplaar voldoet ook. Een menora van klei mag echter slechts voor één avond gebruikt worden omdat een kleien kandelaar na eenmalig gebruik vies wordt en dit nietpast bij een mitswa.

Wil men olie branden dan mag men dit niet doen in eierschalen of vruchtenschillen. Uitgeholde aardappelen mogen eveneens niet gebruikt worden. Een menora, die zonder steun van andere objecten niet zelfstandig blijft staan, is ongeschikt.

De kandelaar hoeft eveneens niet een geheel te vormen. Op de tweede avond mag men twee whiskyglazen nemen, deze gedeeltelijk vullen met water, olie toevoegen – olie drijft immers op water – er pitten in doen en aansteken! Het is zelfs toegestaan om bijvoorbeeld op de zesde avond een bord te vullen met olie en de zes pitten rond het bord te draperen, zodat zes lichtjes aangestoken kunnen worden. Om echter te voorkomen, dat dit geheel op een ‘fakkel’ gaat lijken, moet men een scheiding tussen de pitten aanbrengen.

Ook bij kaarsen moet men erop letten tussen de kaarsen een afstand van minimaal een duimbreedte in acht te nemen. De kaarsen of olielampjes moeten in een rechte lijn staan, omdat lichten in een cirkel op een ‘fakkel’ lijken. Hoewel het zo is, dat kaarsen of olielampjes, die op voldoende afstand van elkaar staan, niet als een fakkel beschouwd kunnen worden, raden vele poskiem (wetsgeleerden) niettemin een rechte lijn aan. Het is daarom beter ook geen menora te gebruiken, waarbij de lichtjes in een halve cirkel staan. Ook wordt aangeraden de lichtjes in een rechte rij te plaatsen en er op te letten, dat niet een lichtje wat naar achter staat en een ander iets naar voren. Chanoeka same’ach, een vrolijk chanoekafeest!

©Dayan mr. Drs. R. Evers 2010

«      1   |   2   
Copyright © 2010 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.