21 Chesjwan 5785 | 22 november 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Troema / Inzicht Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Sjemot/ Exodus 25:1-27:19 | door: Zwi Goldberg
Het ongekende
De parasjiot (afdelingen) van de Tora komen vaak in paren, waarbij de tweede parasja de thema's die in de eerste parasja geïntroduceerd werden, uitbreidt en verdiept. De twee parasjiot die handelen over de wetten die op de berg Sinai gegeven werden, Jitro en Misjpatiem, worden nu gevolgd door twee parasjiot die gaan over de bouw van het Misjkan (let.: de Woning. Het Heiligdom, ook wel Tabernakel genoemd), namelijk Teroema en Tetsawee. Troema gaat hoofdzakelijk over de bouw van het Misjkan en zijn onderdelen, terwijl Tetsawee de kleren en de inwijding van de Kohaniem  priesters, die in het Misjkan dienst deden, behandelt.

Het Misjkan, ongeveer twintig meter lang, was gelegen in het centrum van het Joodse kampement. Het was verdeeld in twee vertrekken. Het grootste vertrek, de Voorkamer, bevatte de menora - de gouden zeven-armige kandelaar - de Tafel met de Toonbroden en het Gouden Altaar. De kleinere kamer, bekend als het Heilige de Heiligen, bevatte de Ark van het Verbond, waarin de Stenen Tabletten met de Tien Geboden lagen. Het dagelijkse werk van de Kohaniem vond plaats in de voor­kamer, terwijl het Heilige der Heiligen uitsluitend en alleen toegankelijk was voor de Kohen Gadol, en dan nog slechts eenmaal per jaar, op Jom Kippoer - Grote Verzoendag.

Hoewel het idee van het Misjkan ver verwijderd lijkt van onze realiteit van vandaag, vertegenwoordigde het in de wereld van Tora de vervol­making van een proces dat zich uitstrekte over anderhalf boek (Genesis en de helft van Exodus) en dat 26 generaties bleef bestaan. In het Paradijs, de Tuin van Eden, kon de mensheid de stem van G-d horen. Sedert het verlies van het Paradijs echter, is de spirituele harmonie tussen G-d en de mensheid verbroken. Op de berg Sinai werd deze relatie ten slotte weer hersteld. Hemel en aarde raakten elkaar weer. Maar het Joodse volk kon niet voor eeuwig naast Sinai gelegerd blijven.
Wat zou er uiteindelijk gebeuren met deze Sinai-ervaring in de loop van de tijd? Zou het eenvoudig langzaam maar zeker verdwijnen zodra het Joodse volk zijn tocht begon, en de herinnering aan het Gebeuren op Sinai zou vervagen? Hoe kon het Joodse volk dit levensveranderende, wereldingrijpende moment bewaren?
Het uiteindelijke doel van het Misjkan was om een fysieke plaats te creëren, die de spirituele band zou vasthouden, die er was tussen G‑d en het Joodse volk en die zijn hoogtepunt bereikte op Sinai. „En daar zal Ik Mijn onmoetingen met jou vaststellen en Ik zal met je spreken van boven de deksel [van de Ark]" (Ex. 25:22). Nachmanides (Ramban) noemt het Misjkan een draagbare berg Sinai.
Iedere relatie vereist vernieuwing en moet af en toe nieuw leven ingeblazen krijgen, en soms is zelfs reparatie nodig. Het Misjkan was het instrument dat voor deze doeleinden dienst deed, voor de relatie tussen G-d en het Joodse volk.

Het symbolisme van de structuur en de componenten van het Misjkan weerspiegelen het geheim van de instandhouding van de relatie tussen G-d en het Joodse volk. De parasja van deze week geeft details van de twee voornaamste voorwerpen in de „Voorkamer," de Tafel en de Menora. Op de Tafel, die langs de noord­wand van het Misjkan stond, lagen de twaalf Toonbroden, die door de Kohaniem, die de afgelopen week dienst gedaan hadden in het Misjkan, op Sjabbat werden gegeten. De broden symboliseerden de fysieke en materiële voeding van het Joodse volk. De Talmoed (Bawa Batra 25b) beschrijft dat iemand die er financiëel op vooruit wilde gaan, naar de Tafel moest kijken en daar inspiratie uit moest putten.

De Menora, een zevenarmige kandelaar, werd dagelijks aangestoken door de Kohaniem. Hij stond langs de zuidelijke wand van het Misjkan. Zijn licht symboliseerde de menselijke verlichting en begrip. De Talmoed vertelt dat als iemand wijs wilde worden, hij naar de Menora kwam kijken. Zo ook waren de vrouwen van Tekoa (een dorp ten zuiden van Jeruzalem) bekend om hun wijsheid, dankzij hun nauwgezet gebruik  van olijfolie voor het aansteken van de Sjabbat-lampen (Menachot 85b). Deze bronnen vormden de basis voor de gewoonten om op vrijdagavond na het aansteken van de Sjabbat-kaarsen, en tijdens de Kiddoesj naar de lichtjes te kijken.

De Voorkamer, die de materiële en intellectuele prestaties van de mensheid representeerde, was echter niet de eindbestemming. Het was inderdaad de ‘Voorkamer' tot de essentie van het Misjkan, het ‘Heilige der Heiligen" - de Kodesj HaKodasjiem. Daarin stond de Ark waarin de Tabletten met de Tien Geboden lagen, de fysieke herinnering van het contact tussen de mens en het transcedente.

Echter, deze kamer, het hart van het Misjkan en van het Joodse kamp, was ontoegankelijk voor bijna heel het Joodse volk. Meer dan iets anders symboliseerde het Heilige der Heiligen datgene wat onbereikbaar,  ontoegankelijk en buiten het menselijke domein lag. In tegenstelling tot de hedendaagse synagogen, die bedoeld zijn als huizen van samenkomst en gebed, was het Misjkan in de eerste plaats een huis van mysterie.

De aanwezigheid van deze onbereikbare, onkenbare realiteit, deze verborgen kamer, zou de herinnering aan het moment op de berg Sinai levend houden. Het primaire obstakel om de spirituele harmonie tussen de mens en G-d in stand te houden, is de afwezigheid van het bewustzijn dat er iets bestaat buiten deze fysieke wereld. Het niet horen van G-ds stem is vaak alleen maar het gevolg van daar niet naar te luisteren. De ver­borgenheid van het Heilige der Heiligen herinnerde het Joodse volk aan de „niet-gekende" realiteit in deze wereld, en nodigde hen uit om te luisteren naar en beïnvloed te worden door datgene wat daar voorbij ligt.

Bron: Joods Leven
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.