Iedereen die een gave in goud aan Hasjem gewijd heeft ... Allen die een heffing van zilver en koper afgezonderd hebben..." (Sjemot 35:22, 24)
Wanneer onze parasja spreekt over de giften van goud, gebruikt het de uitdrukking „aan Hasjem gewijd" [volgens vertaling choemasj Onderwijzer], maar er staat letterlijk: „Iedereen die met iets van goud voor Hasjem gezwaaid heeft", terwijl als er gesproken wordt over de mensen die zilveren (en koperen) voorwerpen voor het Misjkan opzij hadden gelegd, dan spreekt Tora letterlijk van „Allen die een heffing van zilver en koper opgeheven hadden". Waarom dit verschil tussen de gouden en de zilveren en koperen voorwerpen? De Ramban zegt hierover het volgende: Diegenen die goud brachten, waren in de minderheid vergeleken met diegenen die zilveren en koperen voorwerpen brachten. Wanneer iemand iets van zilver bracht, dan wilde hij dat laten zien, dus werd het voor hem opgeheven en dan werd er bij vermeld „dit is de troema die ploni ben ploni aan het Misjkan geeft" (zoals men omroept op Sjabbat wat iemand aan de beit knesset geeft als hij is opgeroepen en er een misjeberach voor hem gemaakt is) en dan werd het omhoog gehouden, zodat iedereen het kon zien. Maar als iemand iets van goud doneerde, dan werd daar extra aandacht aan besteed, dan werd het niet alleen omhoog gehouden, maar er werd mee gezwaaid en de hele gemeente riep „sjkoiach". Want wanneer men iets belangrijks wil geven aan de beit knesset, wil men zijn naam er onder zien staan. Wie met een gouden creditcard Hasjems woning op aarde steunt, heeft iets om trots op te zijn.
Ervaring niet vereist „En ieder wiens hart hem aanspoorde" (35:21)
Stel je eens voor, je zoekt een baan en staat voor een hi-tech fabriek waar ze computers bouwen. Je biedt je diensten aan om chips te maken. Iedere chip is in staat miljoenen berekeningen te maken in de tijd dat jij gezegd heb: „Ik zoek een baan." Ze zeggen tegen je: „Mooi. Wat is je ervaring?" Je zegt: „Nee, ik heb geen ervaring, maar ik weet in mijn hart dat ik alle chips die u nodig heeft kan maken." „Ja, dat is mooi," zullen ze antwoorden, „kijk, daar aan de overkant is een voedselfabriek, daar bakken ze chips. Probeer het daar eens."
Toen Bnei Jisraël uit Egypte trokken, waren zij vele jaren slaven geweest. Hun enige scholing bestond uit het aanmengen van cement en het hakken en sjeppen met stenen. Niet precies een ideale achtergrond voor de training van een hoge graad van vakmanschap die nodig was voor de bouw van het Misjkan en alles wat daarin stond. Waar kwam dan hun training als timmerman, borduurder, zilver- en goudsmid, beeldhouwerker en wever vandaan? En toch kwamen zij naar Mosjé en zeiden: „Wat u ook van ons eist, dat zullen wij doen." En zij deden het!
Alhoewel het Misjkan de ongelofelijk ingewikkelde taak had om Hemel en Aarde met elkaar te verenigen, omdat het een spiritueel gebouw was, had het slechts bouwers nodig die de wil van Hasjem wilden uitvoeren. Dan zorgde Hasjem ervoor dat zij de nodige kennis daartoe hadden. Wanneer wij Hasjem willen dienen om goede Joden en een goed volk te zijn, dan moeten wij ons realiseren dat voorafgaande ervaring niet vereist is. Alleen een hart dat ons aanspoort.
Mosjé verzamelde de gehele gemeenschap Israël (Sjemot 35:1) Voor de aanvang van de bouw van de Woning verzamelde Mosjé Rabeinoe de gemeenschap Israël. Schrijft Rasji ter plaatse: ‘dat was op de dag na Jom Hakipoeriem, toen hij [Mosjé] van de berg [Sinai] was afgedaald.' Nu vinden we in parasjat Jitro over de zin 18:13: En het gebeurde de volgende dag dat Mosjé ging zitten om recht te spreken onder het volk, dat Rasji ook schrijft dat dit gebeurde op de dag na Jom Hakipoeriem, nadat Mosjé van de berg Sinai was afgedaald. Rasji haalt hier Sifré aan. Dus op dezelfde dag na Jom Hakippoeriem, na zijn afdaling van de berg, ging Mosjé zitten en sprak recht onder het volk èn gelastte hen de woning op te richten.
Wat is het verband tussen die twee zaken onderling en waarom gebeurden beide juist op die dag, na Jom Hakipoeriem?
De Kli Jakar geeft de volgende verklaring: In onze afdeling van deze week verzamelde Mosjé het volk om hen te gelasten hun bijdragen te geven voor de bouw van de Woning. En hoewel hier gevraagd werd iets te geven door mensen die zojuist Tora op zich hadden genomen, vreesde Mosjé toch dat het zou kunnen gebeuren dat iemand iets zou geven ten behoeve van de bouw van de Woning, zilver of goud of iets anders, dat niet van hemzelf was. Voorwerpen ook waarvan men dacht dat de wettelijke en rechtmatige eigenaar te zijn, maar die door anderen werd opgeëisd, dat wil zeggen waarvan anderen beweerden de eigenaar te zijn.. En het zou toch niet mogelijk zijn om een woning te bouwen voor Hasjem van gestolen voorwerpen of van voorwerpen waarvan het eigendom betwist werd. Dan zou de plaats van het Opperste Gerecht het symbool worden van onrecht. Daarom verplichtte Mosjé Rabeinoe, voordat hij hen mededeling deed over de oprichting van de Woning dat ieder die aanspraak maakte op de bezittingen van een ander, naar hem op de rechtzitting zou komen. Eerst zou hij rechtspreken op basis van Tora over al de meningsverschillen die er bestonden tussen de mensen onderling. En zodra ieder van de Israëlieten met zekerheid zou weten wat van hemzelf was en wat van zijn buurman, pas dan zou het mogelijk zijn om hun deel bij te dragen aan de heffing voor Hasjem en zodoende zou er zekerheid zijn dat de giften vrij zouden zijn van diefstal. Het is heel belangrijk dat wij leren dat elke bijdrage waar op een verdenking rust dat er ook maar een twijfel bestaat over het eigendomsrecht van de goederen, dat die ongeschikt zijn als bijdrage voor de bouw van de Woning. Dergelijke rechtspraak stilt ook alle ruzie in het Israëlietische kamp en vermeerdert de vrede en de vriendschap. Als vervolgens iedereen bijdraagt tot de bouw van de Woning, wordt het Volk Israël één geheel.
Dit is de reden dat Mosjé het volk bijeen riep op de dag na Jom Hakipoeriem, de dag van vergiffenis en verzoening. Een heilige dag, die er toe bijdraagt dat er binnen het volk Israël vrede is. Die dag stemt de Israëlieten vergevingsgezind ten opzichte van elkaar. Daarom ook was juist die dag na Jom Hakiepoeriem bij uitstek de geschikte dag om een volledige eenheid te vormen binnen Israël, vlak voor de bouw van de Woning, die toch moest zijn een Woning waarin allen zich in verenigd zagen, een Woning van Vrede.
De vier parasjiot Vier afdelingen handelen over de bouw van het Misjkan [de Woning] en zijn voorwerpen: Troema, Tetsawé, Wajakheel en Pekoedé. Wij vinden hier een volgorde van de gebeurtenissen die leiden tot een stroom van G'ddelijke inspiraratie naar het Joodse volk. In Troema en Tetsawé lezen wij over Hasjems gebod betreffende de uitrusting en aankleding van het Misjkan, de gebruiksvoorwerpen daarvan en de priesterlijke kleren. Dit wordt genoemd een itaroeta die le'ela, een opwekking, afkomstig van Boven. Dit wordt gevolgd door een itaroeta die letata, een opwekking van beneden, in Parasjat Wajakheel, waar de opdrachten door Mosjé worden door gegeven aan het Joodse volk en door hen uitgevoerd. Ten slotte komt de werkelijke "stroom", de Opperste Uitstroming van het G'ddelijke Licht van de Hemel naar de aarde: En de wolk bedekte de tent van de samenkomst en de Heerlijkheid van Hasjem vulde het Misjkan (Sjemot 40: 34), waarmee de bouw van de Woning voltooid is en het boek Sjemot wordt afgesloten.
Bron: Joods Leven |