De Tora gebiedt een vrouw een korban te brengen na de geboorte van een kind. Een zoon moet op de achtste dag van zijn leven besneden worden.
De Tora introduceert het verschijnsel tsara’at (vaak onjuist vertaald als melaatsheid) – een wonderlijke aandoening welke mensen, kleding, zowel als huizen kan aantasten, om iemand op te wekken van geestelijk falen. Een Kohen moet geraadpleegd worden om vast te stellen of een bepaalde plek tsara’at is of niet. De Kohen isoleert de lijder gedurende een week. Wanneer de ziekte na die week onveranderd is gebleven, dan wordt de patiënt voor een tweede week afgezonderd gehouden. Daarna beslist de Kohen over de status van de desbetreffende persoon.
De Tora beschrijft de verschillende vormen van tsara’at. Diegene bij wie tsara’at is vastgesteld, moet zijn kleren inscheuren, zijn haar op zijn hoofd wild laten groeien en hij moet om zich heen roepen dat hij onrein is om anderen daarop opmerkzaam te maken. Hij mag geen normaal contact met anderen hebben. Het verschijnsel tsara’at aan kleren wordt in detail beschreven.
Joods Leven |