De Parasja van deze week brengt altijd een thema in herinnering, dat door de moderne rabbijnen in hun Sjabbat toespraak populair gemaakt is: het verschil tussen Noach en Awraham Awinoe.
Noach redde alleen zichzelf en zijn familie, toen hij zijn persoonlijke reddingsark bouwde. Awraham hield zichzelf bezig met heel de wereld, verspreidde de Naam van Hasjem en beïnvloedde de heidense menigten. Waar Noach zichzelf opsluit in een gekluisterde wereld, onontvankelijk voor wat hem omringt, reisde Awraham over de aarde, en wist het te bewaren voor het nageslacht.
Klinkt dat bekend? Het is een idee dat aanslaat, en het klinkt zo mooi vanaf het katheder. Maar het is niet de waarheid. De kritiek op Noach dat hij in zijn eigen wereld leefde, kan resoneren bij de moderne toehoorders (zoals de niet zo subtiele vergelijking met de hedendaagse jesjiva-studenten (maar het negeert de lof van Chazal voor deze speciale ark: „Wat is de Teva? Dat is de Aron HaBrit (de Ark van het verbond). Noach, en de ark beneden [op deze wereld] zijn precies de parallel van zijn beeld boven" (Zohar).
Laat ons dat uitleggen.
„Er waren tien generaties van Adam tot Noach - om te tonen hoe groot G-ds geduld is; want al die generaties maakten Hem in toenemende mate kwaad, totdat Hij de wateren van de vloed over hen bracht." „Er waren tien generaties van Noach tot Awraham - om te laten zien hoeveel geduld G-d met hen had; want al die generaties maakten Hem in toenemende mate kwaad, totdat onze vader Awraham kwam en de beloning voor hen allen ontving." (Avot, 5:2-3) Deze Misjna zet Awraham en Noach naast elkaar, en vergelijkt hun relatieve invloed. Terwijl Noach de enige overlevende van een wereld was die verwoest werd, ging Awraham één stap verder, door ook het aandeel van die overige wereld op zich te nemen. Zoals de Misjna nadrukkelijk stelt, verdiende de wereld van Awraham een soortgelijk lot als de vloed, maar in plaats van vernietiging, erft Awraham hun plaats. Ook hij is een eenzame overlevende. Maar het verschil is: Noach is een tsaddiek, die een rechtvaardige beloning verdient. Awraham is meer. Hij vervult het doel van de hele Schepping, hij wordt de begunstigde van een wereld die nu de zijne is, die alle verdiensten van zichzelf verloren heeft. De beloning van de mens is de rol die hij speelt in de realisatie van G-ds plan voor de Schepping. Iedere fysieke entiteit in het leven heeft betekenis en een doel, en in de vervulling van dit potentiaal, bereikt ieder aspect van de wereld zijn plaats in existentie.
Wat gebeurt er wanneer een bepaald individu zijn rol opgeeft en in plaats daarvan zijn eigen interessen nastreeft? Wat is zijn plaats in het G-ddelijk schema? Ongewild vervult hij ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van G-ds wil. Hij wordt het voorbeeld van wat een mens niet hoort te zijn, de manifestatie van het kwaad dat G-d verafschuwt. Hij wordt een negatief beeld. Op zijn eigen obscene manier toont hij aan de Tsaddiek een kwaad alternatief, een optie die verworpen dient te worden. De rechtvaardige erft het deel van de wereld dat hem toekomt, want de onthulling van G-d's wil is alleen door hemzelf geactualizeerd. Als hij op de hielen van de booswicht stapt, gebruikt hij hem als een ladder naar de hemel, waarbij hij zijn eigen begrip van G-ds woord intensifiëert.
Laat ons nu uitleggen hoe Awraham Awinoe juist dat doel bereikte.
G-d keek in de Tora en schiep de wereld. De Tora is de blauwdruk van de schepping, een zwart en wit parallel van de fysieke wereld, met identieke karakteristieken. Tora-studie houd in dat men begrijpt dat niets is zoals het schijnt te zijn. Of het nu een Talmoed discussie is, of een levensechte situatie, de eerste indruk is altijd fout. De waarheid ligt onder het oppervlak. Pas wanneer de complexiteit ontrafeld is, kan de mens een glimp opvangen van het diepere doel van het bestaan. G-d onthulde aan Mosjé de toekomst van het Joodse volk, iedere generatie met hun rechtvaardigen, iedere generatie met hun booswichten, alle Tora-discussies van toekomstige studenten, met inbegrip van de fouten die zij zouden maken.
Mosjé Rabeinoe is de vergaarbak van Tora, en wat G-d aan hem onthult, wordt Tora zelf. De levens van de slechte, en de fouten van toekomstige generaties, worden getransformeerd in aspecten van Tora, daarmee de wereld met hun reflexie van waarheid verlichtend. De juiste studie, zowel van Tora als van het leven, brengt het begrip dat de waarheid verwerping inhoudt van alle alternatieven, de ontkenning van alle slecht geadviseerde conclusies.
Het is op deze manier dat Awraham G-d vindt. Hij smijt de afgodsbeelden van zijn vader kapot, verwerpt de leringen van zijn land en minacht de waarden van zijn jeugd. Hoewel zij iedere eigen waarde reeds verloren hebben, gebruikt Awraham in zijn streven naar de Ene G-d hun vals bestaan om zijn eigen herkenning van de waarheid te vervolmaken. In de bibliotheek van Awraham bevat het traktaat Avoda Zara vierhonderd hoofdstukken. Op dit gebied arbeidt hij buitengewoon hard, iedere soegia bestudeert hij uitgebreid. Hij is de auteur van het definitieve woord, onthult de futiliteit van het afgodisch bestaan. Net als Noach redt Awraham in feite alleen zichzelf en zijn familie, en faalt hij erin om de vernietiging van de steden, die G-ds woede en wraak hebben opgeroepen, te voorkomen. Maar zijn unieke erkenning van G-ds wegen geven betekenis en doel aan het kwaad zelf, en vindt een plaats in de schepping voor beide, goed en kwaad. Hij accepteert zijn beloning, en eigent voor zich en zijn nakomelingen de portie die de booswicht verwerpt.
Awraham is niet de moderne Jood, die gelukzalig opgaat in de cultuur van een vreemde civilisatie. In tegendeel, het is zijn ontkenning van een samenleving die zijn houvast op een wereld buiten onszelf om, versterkt. Ware G-ddelijkheid is buiten het natuurlijk begrip van een sterveling. In een wereld van licht en duisternis is het het zwart van de nacht dat dienst doet als achtergrond, waarbij het gezicht van degenen die ernaar verlangen om te zien, ontwikkelt. Ook Awraham en zijn kinderen wonen in een Ark, alleen met G-d, geïsoleerd van een verdrinkende wereld. Het verschil is dit: terwijl de Ark van Noach een wereld op zichzelf is, zit de wereld van Awraham permanent vast aan het centrum van de aarde, omgeven door de gehele schepping, van de hemel boven tot het land beneden.
„Zei Rabbi Jitaschak: Een parabel: een man reist van plaats naar plaats en hij ziet een brandende toren. Hij zegt: is het mogelijk dat de toren geen eigenaar heeft? Onmiddellijk kijkt de eigenaar van de toren naar hem: „Ik ben de eigenaar van de toren." „Zo ook vroeg Awraham: is het mogelijk dat deze wereld geen eigenaar heeft? G-d keek naar hem en onthulde: ‘Ik ben de eigenaar van de wereld'" (Midrasj Rabba 39:1). Awraham werd beschimpt en uitgelachen wegens zijn onwaarschijnlijk geloof aan een verborgen G-d die de wereld leidt met een eenduidige visie en doel. ‘Misschien geloof ik in iets onmogelijks', zegt hij, ‘maar waar jij in gelooft is nog meer onmogelijk.' Het is deze realisatie, de erkenning dat het leven zoals wij dat waarnemen, niet de werkelijkheid kan zijn, die een nieuwe horizon opent, een met betekenis, waarde en een eeuwig doel, een wereld van ware vergelding.
„Zou het mogelijk zijn dat de toren geen eigenaar heeft?"
Bron: Joods Leven
|