Tien generaties zijn voorbij gegaan sedert Noach. De mensheid is opnieuw geestelijk omlaag gezakt. In het jaar 1948 na de schepping wordt Awram geboren. Wanneer hij de wereld om zich heen waarneemt, komt Awram tot de onweerlegbare Waarheid van Hasjems bestaan en zo verdient hij het dat Hasjem aan hem verschijnt.
Aan het begin van deze parasja zegt Hasjem tegen Awram dat hij zijn land moet verlaten, zijn familie en het huis van zijn vader, en dat hij naar een onbekend land moet reizen, waar Hasjem hem tot een groot volk zal maken. Awram vertrekt en neemt zijn vrouw Sarai, zijn neef Lot, hun bedienden en diegenen die hij tot het geloof in Hasjem heeft bekeerd, mee. Wanneer zij aankomen in het land Kenaän, verschijnt Hasjem aan Awram en vertelt hem dat dit het land is dat Hij aan zijn nakomelingen zal geven. Een hongersnood breekt uit en dwingt Awram naar Egypte uit te wijken om daar voedsel te vinden. Zich realiserend dat de schoonheid van zijn vrouw wel eens zijn dood kan betekenen door de Egyptenaren, vraagt Awram haar te zeggen dat zij zijn zuster is. Sarai wordt naar de Farao gebracht, maar Hasjem bezorgt de Farao en diens hofhouding ernstige plagen, en zij wordt ongedeerd vrijgelaten.
Awram keert weer terug naar Erets Jisraël (Kenaän) met veel rijkdommen die de Egyptenaren hem gegeven hebben. Tijdens een ruzie tussen de schaapherders over de graasrechten, besluit Awram dat zijn en Lots wegen zich moeten scheiden. Lot verkiest te wonen in de rijke maar corrupte stad Sedom, gelegen in de vruchtbaren Jordaanvlakte. Een oorlog breekt uit tussen de koningen van die streek en Sedom wordt verslagen. Lot wordt krijgsgevangene gemaakt. Samen met een handjevol van zijn bekeerlingen, redt Awram Lot, als hij op wonderbaarlijke wijze een geweldige overmacht overmeestert, maar hij weigert iets van de oorlogsbuit voor zich aan te nemen. In een profetisch verbond onthult Hasjem aan Awram dat zijn nakomelingen verbannen zullen worden naar een vreemd land, waar zij gedurende 400 jaar zullen worden onderdrukt, waarna zij daar met grote rijkdommen uit zullen wegtrekken en terugkeren naar Erets Jisraël, hun onherroepelijke erfenis. Sarai is onvruchtbaar en geeft Hagar, haar Egyptische dienstmeid, aan Awram, in de hoop dat zij hem een kind zal schenken. Hagar wordt arrogant wanneer zij ontdekt dat zij zwanger is. Sarai behandelt haar met hardheid en Hagar vlucht.
Op instrucitie van een engel keert Hagar weer terug naar Awram en baart Jismaël. De parasja eindigt met het bevel van Hasjem aan Awram om zichzelf en zijn nakomelingen, tot in alle generaties, te besnijden als een teken van een verbond met Hasjem en zijn nazaad. Hasjem verandert Awrams naam in Awraham en Sari naam in Sara. Hasjem belooft Awraham een zoon, Jitschak, ondanks dat Awraham al 99 jaar is, en Sara 90 jaar. Op die dag besnijdt Awraham zichzelf, Jismaël en heel zijn huishouding. Bron: Joods Leven |