Korte inhoud van het verhaal van deze week De Haftara begint met een belofte dat er in de toekomst zoveel Israëlieten zullen zijn, dat het onmogelijk zal zijn hen te tellen. In plaats van Lo-ami [‘niet mijn volk'] - te worden genoemd, zullen zij Bnei-E-l-Chai [de ‘Kinderen van de levende G-d'] genoemd worden. Een inzameling van de ballingen zal plaatsvinden en dan zal het volk van Jehoeda en Israël weer verenigd worden en één leider aanstellen. Hosea vergelijkt Israël met een ontrouwe vrouw die berouwvol wil terugkeren naar haar eerste echtgenoot. Maar misschien is het te laat. De Haftara eindigt met de belofte dat Hasjem Israël voor eeuwig aan Hem zal binden, in gerechtigheid en recht, in liefde en barmhartigheid, in oprechte trouw.
Het verband met Parasjat Bamidbar In de parasja wordt ons verteld dat de Israëlieten door Mosjé in de woestijn geteld werden. De Haftara begint met de belofte dat Israël in de toekomst te talrijk zal zijn om te tellen. De gebeurtenissen in de parasja spelen zich af, zoals de naam van de afdeling al zegt, in de woestijn. De Haftara voorspelt dat Hij in de toekomst Israël, allegorisch voorgesteld als een ontrouwe, overspelige vrouw, naakt in de woestijn zal zetten, dat wil zeggen dat Hij de Joden opnieuw door de woestijn zal laten trekken, om hun vertrouwen in Hasjem te testen. Rasji zegt in zijn commentaar op vs. 1:18 dat bij de telling ieder gezin bewijzen van afstamming moest overleggen. In de toekomst zal Hasjem Israël als Zijn zonen erkennen.
De allegorie van de ontrouwe vrouw Door de gehele Bijbel heen wordt de verhouding tussen Hasjem en het Volk Israël vergeleken met een man en zijn echtgenote, want dat weerspiegelt de meest blijvende en intieme liefdesband.
De Haftara beschrijft hoe Israël, afgebeeld als een ontrouwe vrouw, achter vreemde afgoden aangaat, zoals een hoerende vrouw achter vreemde mannen aangaat en immorele verhoudingen met hen heeft. Hasjem wordt een Keel kana - een jaloerse G-d - genoemd, vergelijkbaar met een jaloerse echtgenoot, die zijn ontrouwe vrouw veroordeelt. Maar Hasjem is niet ‘persoonlijk' gekwetst door het ontrouwe gedrag van Zijn volk, maar is bezorgd om hun lot, want Hij weet, dat als zij Hem inruilen voor hun afgoden, dat rampen over hen brengt. |