Korach, Datan en Aviram, en 250 van de leiders van Israël rebelleren tegen de authoriteit van Mosjé en Aharon. De rebellie heeft als resultaat dat zij door de aarde worden verzwolgen. Velen van het volk zijn kwaad over de dood van Korach en diens volgelingen, en zij houden daar Mosjé voor verantwoordelijk.
De „boosheid" van Hasjem is manifest in een plaag die het volk treft, en vele duizenden komen daarbij om. Mosjé bemiddelt nogmaals voor het volk, en geeft Aharon instructies om verzoening te doen voor hen, waarna de plaag stopt. Hasjem gebiedt dan dat staven, ieder met de naam van een andere stam erin gegraveerd, in het Misjkan worden geplaatst.
De volgende ochtend zijn uit de staf van de stam Levi, waarop naam van Aharon staat, knoppen en bloemen en rijpe amandelen voortgesproten. Dit voorziet in de G-ddelijke bevestiging dat de stam Levi is uitverkoren voor het priesterschap, en bevestigt ook Aharons positie als de Kohen Ĝadol, de Hoge Priester. De specifieke plichten van de Levieten en de kohaniem worden beschreven. De kohaniem zouden geen landeigenaars worden, maar gingen hun levensonderhoud krijgen uit de tienden en andere voorgeschreven giften die hen door het volk gebracht worden. Ook worden de wetten voor de eerste vruchten gegeven, voor de lossing van de eerstgeborene en andere offers.
Bron: Joods Leven |