Wanneer er een arme onder jullie is, één van je broeders van je stad, in het Land dat Hasjem, je G-d je gegeven heeft, dan zul je je hart niet verharden of je hand sluiten voor je behoeftige broeder. Maar je zult je hand voor hem openen; je zult hem lenen, alles wat hij nodig heeft. Laat er geen wetteloze gedachte bij je opkomen, die zegt: „Het zevende jaar nadert, het jaar van de vrijstelling," waardoor je met onwillige ogen naar de armoede van je broeder zult kijken, en hem zult weigeren iets te geven - dan zal hij een beroep doen op Hasjem tegen jou, en dan zal er een zonde op je rusten. Je moet hem beslist geven, en laat er geen slechte gevoelens in je hart achterblijven wanneer je hem geeft, want in ruil hiervoor zal Hasjem je G-d je zegenen bij alles wat je doet en bij alles wat je onderneemt. (Dewariem 15:7-10).
De Tora moedigt ons aan om onze welvaart te delen met diegenen die minder gefortuneerd zijn dan wij. In ruil daarvoor belooft Tora ons een overvloed aan zegeningen voor ons persoonlijk leven. Ik heb nog nimmer iemand gezien die bedroefd was omdat hij zojuist een hoop geld had uitgegeven aan aandelen die hij op de beurs gekocht had. In tegendeel, hij beschouwt zijn uitgave als een investering en verwacht dat zijn spaargeld in de toekomst zal groeien. Natuurlijk weet hij dat er een risico aan verbonden is en zijn winst is niet gegarandeerd; het is zelfs mogelijk dat hij geld verliest, de Hemel beware. Maar toch, na zorgvuldige marktanalyse is hij tot de conclusie gekomen dat er een redelijke kans is om geld te maken, wanneer hij er op deze manier nu afstand van doet. Met hoop in zijn hart en een glimlach op zijn gezicht ziet hij vooruit naar een rendabele toekomst. Hoeveel te meer zou men dan tevreden moeten zijn wanneer men een aalmoes geeft aan een arme? Deze „investering" wordt door de Almachtige Zelf gegarandeerd; Hij die voor het onderhoud van de hele wereld zorgt. In feite, hoewel het in het algemeen verboden is om Hasjem op de proef te stellen, is dit de enige gelegenheid waar de profeten ons aanmoedigen, in naam van Hasjem, om precies datgene te doen, zoals er gezegd is in Malachi (3:10): „Breng al je tienden naar de opslagplaats, zodat er voedsel in Mijn huis is, en stel mij daarmee op de proef, zegt Hasjem van de Legers, of Ik niet voor jou de ramen van de Hemel zal openen, en voor jou een overvloedige zegen zal uitgieten."
Vele mensen kunnen getuigen dat hun liefdadigheid hen veel meer opbracht dan het hen gekost had. Het volgende ontroerende verhaal werd verteld door de grote Tsaddiek Reb Yechiël Mechel Gutfarb, zt"l, en wordt verteld in zijn naam in het boek "Tuvecha Yabiu" van Harav Zilberstein, sjlita. Mosje (niet zijn echte naam) woonde in Jeruzalem en leerde aan een kolel [een soort hogeschool voor Talmoed-studenten). Zoals anderen had Hasjem hem gezegend met Tora en kinderen, maar niet met parnassa (leensonderhoud). Het voeden van een vrouw en veertien kinderen was geen makkelijke taak en hun magen waren niet altijd gevuld; maar toch waren zij altijd gelukkig. Eigenlijk waren rijke mensen vaak jaloers op de kwaliteit van het leven in het huis van Mosje. Het was twee weken voor de feestdag. Mosje had wat gespaard en in zijn kleine koelkast lagen twee kippetjes, zorgvuldig gespaard om de vreugde van zijn gezin wat op te voeren als de speciale dag zou komen. Plotseling werd er gebeld. Mosje deed open en werd begroet door een arme vrouw die bedelde om wat voedsel om haar honger te stellen. Mosje probeerde haar ervan te overtuigen dat hijzelf niet veel méér bezat dan zij en dat het kleine kippetje dat hij met veel moeite bijelkaar had gespaard, bedoeld was om de honger van zijn veertien kinderen te stillen. Maar de vrouw hield aan. Ze had in geen dagen een behoorlijke maaltijd gehad, zei ze, en ze moest nu echt wat eten.
Mosje maakte snel een berekening en besloot dat het voeden van deze wanhopige vrouw belangrijker was dan zijn delicatesse op Jom Tov. Zijn kinderen zouden niet doodgaan wanneer zij het met één kippetje zouden moeten doen en, met hun absolute vertrouwen in Hasjem, zouden zij net zo blij zijn. Hij vroeg de arme vrouw even te wachten en met een tevreden hart ging hij naar de keuken om met het kostbare voedsel een grote mitswa te doen. Maar toen hij de oude koelkast opende, zag hij daar tot zijn enorme schrik zijn drie jaar oude zoontje in zitten, blauw en bevroren. Snel belde hij de Magen David Adom (het Israelische Rode Kruis), die het kind razendsnel naar het ziekenhuis brachten, waar zijn leven gered werd. De dokters constateerden dat hij al een tijd in die koelkast gezeten moest hebben en zeker zou zijn gestorven als hij niet snel eruit gehaald was. En daar er geen reden was voor iemand om de overigens lege koelkast voorlopig open te maken, was het duidelijk dat de komst van de arme vrouw precies op dat moment, het leven van het kind gered had.
Mosje had geen enkele bedoeling om Hasjem uit te testen. Niettemin had hij het voorrecht om te zien dat wie anderen helpt, daar niets bij verliest. In tegendeel, het is een investering, die zeker grote dividenden oplevert, zowel in deze als in de Komende Wereld.
Bron: Joods Leven |