Mosjé legt aan het volk de zegen voor van een spiritueel georiënteerd leven, en de vloek van een leven dat losgekoppeld werd van Hasjem. Wanneer het volk Erets Jisraël binnentrekt, moet het de bomen die voor afgoderij gebruikt werden, verbranden en alle afgodsbeelden vernietigen. Hasjem zal slechts één plaats kiezen, waar de G-ddelijke Aanwezigheid - de Sjechina - zal wonen. Alleen daar mogen offers gebracht worden.
Mosjé waarschuwt herhaaldelijk tegen het eten van bloed. In de woestijn werd al het vlees in het Misjkan geslacht, maar in Erets Jisraël mogen dieren voor hun vlees overal geslacht worden. Mosjé stelt een lijst op van soorten voedsel die uitsluitend in Jeruzalem gegeten mogen worden. Hij waarschuwt het volk dat zij de volken van het land niet nadoen. Daar de Tora compleet en perfect is, mag daar niets aantoe gevoegd of van afgedaan worden. Wanneer iemand zich voor profeet uitgeeft en het volk vertelt dat zij zich permanent niet meer aan de wetten van Tora hoeven te houden, of dat zij zich moeten bezighouden met afgoderij, dan zal hij ter dood moeten worden gebracht. Een stad die afgoden aanbid, moet vernield worden. Het is verboden om overdreven tekenen van rouw te tonen, zoals inkervingen maken in de huid of zich kaalscheren. Mosjé herhaalt de indeling van kosjer en niet-kosjer voedsel en het verbod om vlees met melk samen te koken.
Het tweede tiende van landbouwproducten moet in Jeruzalem worden gegeten en als de hoeveelheid daarvan te groot is om mee te nemen naar Jeruzalem, mag men het lossen - verwisselen voor geld - en met dat geld moet men dan voedsel kopen in Jeruzalem en dat daar opeten. In bepaalde jaren wordt dit tiende aan de armen gegeven. Bnei Jisraël wordt gezegd altijd een open hart te hebben, en in het zevende jaar worden leningen vrijgescholden - Hasjem zal ieder die zich daaraan houdt, zegenen. Een Joodse slaaf wordt na zes jaar bevrijd en moet door zijn meester met royale geschenken worden heengezonden. Wanneer hij weigert om weg te gaan, wordt zijn oor doorboord met een priem tegen de deurpost en hij blijft slaaf tot het Jubeljaar.
De parasja eindigt met een beschrijving van de drie pelgrimfeesten, Pesach, Sjawoe'ot en Soekkot.
Bron: Joods Leven |