Op de laatse dag van zijn leven gaat Mosjé van tent tot tent om vaarwel te zeggen aan zijn geliefd volk, terwijl hij hen aanmoedigt sterk en krachtig te blijven in het geloof. Mosjé vertelt hen dat Hasjem hen steeds zal vergezellen, ook als hijzelf, Mosjé, niet meer onder hen is. Hij ontbiedt Jehosjoea bij zich en spoort hem aan om sterk en moedig te zijn. Mosjé leert het volk de mistwa van hakheel: Iedere zeven jaar, op Soekot, moet het volk zich verzamelen bij de Tempel om te horen hoe de koning voorleest uit het Boek Dewariem [Deuteronomium]. Hasjem vertelt Mosjé dat zijn einde nadert en dat hij Jehosjoea moet ontbieden om naast hem te staan in het Misjkan waar Hasjem Jehosjoea zal onderrichten.
Hasjem vertelt Jehosjoea dat nadat zij het Land zijn binnengetrokken, het volk ontrouw zal worden en andere goden zal aanbidden. Hasjem zal dan Zijn „gezicht verbergen" zodat het erop zal lijken dat het Joodse Volk aan zijn lot is over gelaten. Hasjem vertelt Mosjé en Jehosjoea om Haäzinoe op te schrijven, hetgeen als „getuige" zal dienen tegen de Joden wanneer zij zondigen. Mosjé schrijft dit lied op en leert het aan Bnei Jisraël. Mosjé voltooit zijn afschrift van de Tora en geeft de Levieten opdracht die in de Aron (de Heilige Ark) te leggen, zodat niemand ooit een nieuwe Sefer Tora zal schrijven dat verschilt van de originele, omdat er altijd een originele zal zijn waaraan men kan refereren.
Bron: Joods Leven |