Op de laatste dag van zijn leven verzamelt Mosjé heel het volk voor een laatste inwijding. Het verbond omvat niet alleen de aanwezigen maar ook alle nog niet geboren generaties. Mosjé spoort de mensen aan om uitermate alert te zijn tegen afgoderij, want ondanks dat zij de afschuwelijke afgodendienst in Egypte gezien hebben, zal er altijd de verleiding zijn van de vreemde filosofieën als een excuus voor immoreel gedrag. Mosjé beschrijft hoe het Land Israël verlaten en uitgestorven zal worden wanneer het Joodse Volk zich niet aan de mitswot zal houden. Hun afstammelingen, zowel als vreemde volken zullen niet in staat zijn het land te bewerken en er iets doen groeien. De conclusie zal duidelijk zijn voor iedereen: het Joodse Volk heeft Hasjem verlaten. Mosjé belooft hen echter dat het volk uiteindelijk tot inkeer zal komen. Hoe zeer zij ook geassimileerd zullen raken, tenslotte zal Hasjem hen terugbrengen naar Erets Jisraël. Mosjé vertelt het volk te bedenken dat Tora niet iets is dat ver verwijderd is, maar de vervulling ervan ligt binnen het bereik van iedere Jood. De parasja sluit af met een dramatische keuze tussen leven en dood. Mosjé spoort het volk aan om te kiezen voor het leven.
Op de laatse dag van zijn leven gaat Mosjé van tent tot tent om vaarwel te zeggen aan zijn geliefd volk, terwijl hij hen aanmoedigt sterk en krachtig te blijven in het geloof. Mosjé vertelt hen dat Hasjem hen steeds zal vergezellen, ook als hijzelf, Mosjé, niet meer onder hen is. Hij ontbiedt Jehosjoea bij zich en spoort hem aan om sterk en moedig te zijn. Mosjé leert het volk de mistwa van hakheel: Iedere zeven jaar, op Soekot, moet het volk zich verzamelen bij de Tempel om te horen hoe de koning voorleest uit het Boek Dewariem [Deuteronomium]. Hasjem vertelt Mosjé dat zijn einde nadert en dat hij Jehosjoea moet ontbieden om naast hem te staan in het Misjkan waar Hasjem Jehosjoea zal onderrichten. Hasjem vertelt Jehosjoea dat nadat zij het Land zijn binnengetrokken, het volk ontrouw zal worden en andere goden zal aanbidden. Hasjem zal dan Zijn „gezicht verbergen" zodat het erop zal lijken dat het Joodse Volk aan zijn lot is over gelaten. Hasjem vertelt Mosjé en Jehosjoea om Haäzinoe op te schrijven, hetgeen als „getuige" zal dienen tegen de Joden wanneer zij zondigen. Mosjé schrijft dit lied op en leert het aan Bnei Jisraël. Mosjé voltooit zijn afschrift van de Tora en geeft de Levieten opdracht die in de Aron (de Heilige Ark) te leggen, zodat niemand ooit een nieuwe Sefer Tora zal schrijven dat verschilt van de originele, omdat er altijd een originele zal zijn waaraan men kan refereren.
Bron: Jodendom-online en Joods Leven
|