De dood van de zonen van Aharon en de Jom Kippoer-dienst De Tora introduceert de Jom Kippoer-dienst , met te zeggen dat G-d tot Mosjé sprak na de dood van de twee zonen van Aharon, Nadab en Avihoe, hetgeen impliceert dat er een verband bestaat tussen deze tragedie en de Jom Kippoer-dienst. Bovendien voegt dit vers een nieuwe dimensie toe aan de oorzaak van hun dood, door te zeggen dat zij stierven toen zij naderden voor Hasjem, een element dat was weggelaten van het verhaal in 10:1-2, waar alleen hun zonde vermeld wordt van het brengen van een vreemd vuur.
Uit de omschrijving hier schijnt het echter, dat zij alleen werden gestraft omdat zij een gebied betraden dat voor hen verboden was. Deze klaarblijkelijke discrepantie wordt door de Geleerden en de commentatoren bediscusiëerd. Waarom wordt de dood van de rechtvaardigen [d.w.z. Nadav en Avihoe] in verband gebracht met het hoofdstuk van de Jom Kippoer-dienst? Omdat net zoals Jom Kippoer verzoening brengt, zo brengt ook de dood van de rechtvaardigen verzoening (Jersoesjalmi Joma 1:1). Mesjech Chochma legt uit dat Jom Kippoer een עֵת רָצוֹן - eet ratson - een gunstige tijd - is en daarom de gelegenheid bij uitstek voor verzoening. Wanneer een rechtvaardig persoon, zoals Nadav of Avihoe sterft en zijn zijn opstijgt naar de wereld der zielen, verheugen de andere rechtvaardige zielen in de Hemel over zijn komst. Dit goede gevoel boven kan een geest van vergevensgezindheid en erzoening inspireren voor de nabstaanden van die rechtvaardige persoon op aarde. Dit is het verband met Jom Kippoer.
Echter, en dit is van doorslaggevende betekenis, zowel Jom Kippoer als de dood van de rechtvaardige brengen alleen verzoening op één voorwaarde: Jom Kippoer verzoent alleen voor mensen die deze dag als een heilige dag beschouwen en die dag als zodanig behandelen; diegenen, voor wie deze dag niets meer is dan een dag waarop zij niet mogen eten en werken, zonder spirituele dimensie, zullen op Jom Kippoer geen verzoening vinden. Zo ook diegenen die de rechtvaardigen niet eerbiedigen bij hun leven, zullen ook geen profijt hebben van hun opstijging naar de Hemel bij hun dood. De Geleerden in Sifra merken op dat vers 10:1 het heeft over een „vreemd vuur" en ongevraagd reukwerk, terwijl ons vers alleen maar spreekt over hun nadering tot G-d. Rabbi Jossi zegt dat hoewel zij geen recht hadden om het reukwerk en het vuur te brengen, die overtreding alleen niet hun dood veroorzaakt zou hebben. Ons vers informeert ons dat zij stierven omdat zij het Heilige der Heiligen binnengingen, hetgeen, zoals de rest van dit hoofdstuk ons leert, niemand mag doen, behalve de Kohen Gadol, wanneer hij de Jom Kippoer-dienst doet.
Rabbi Akiva echter meent dat de klaarblijkelijke tegenstelling wordt opgelost door een derde vers, want de Tora zegt dat zij stierven „omdat zij vreemd vuur hadden gebracht voor Hasjem" (Bamidbar 26:61). Dit leert ons dat het offer de oorzaak was van hun dood, niet de illegale betreding van het Heilige der Heiligen. Onkelos vertaalt ons vers overeenkomstig Rabbi Akiva's mening. R. Elazar ben Azarja verklaart dat elk van beide overtredingen - de ongeoorloofde betreding van het Heilige der Heiligen of het vreemde vuur en de wierook - voldoende zou zijn geweest om hun dood te rechtvaardigen.
Toen zij naderden voor Hasjem en stierven (16:1) Zij naderden het G-ddelijke licht wegens hun grote liefde voor het Heilige, en daarbij stierven zij. Dus zij stierven door een „Goddelijke kus" zoals alleen de perfect rechtvaardigen ervaren; het verschil is dat de rechtvaardigen sterven, wanneer de G-ddelijke kus hen benadert, terwijl zij stierven toen zij naderden... Hoewel zij hun eigen overlijden voelden aankomen, verhinderde dit hen niet om dichter tot G-d te naderen in gehechtheid, verrukking, zaligheid, broederschap, liefde, kus en zoetheid, tot het punt, waarop hun zielen hen verlieten. (Ohr HaChaim)
Bron: Joods Leven |