Denk aan wat Amalek je heeft aangedaan onderweg, toen jullie uit Egypte trokken. 18 Toen hij jullie tegenkwam onderweg en jullie achterhoede aanviel, allen die verzwakt waren en achteraan kwamen, toen je zwak en moe was en hij G-d niet vreesde. 19 En het zal zijn, dat als Hasjem, je G-d, je van al je vijanden rondom rust gegeven zal hebben in het land dat Hasjem, je G-d je geeft als een erfelijk bezit, dan moet je de herinnering aan Amalek uitwissen van onder de hemel – vergeet dat niet!
17. Denk aan wat Amalek je heeft aangedaan – Wanneer je onbetrouwbaar bent geweest met betrekking tot maten en gewichten, pas dan op voor provocatie door de vijand, zoals er geschreven staat (Misjlei/Spreuken 11:1-2): „Oneerlijke weegschalen zijn iets afschuwlijks voor Hasjem,” en daarna staat er geschreven: „Onrechtvaardigheid komt en vernedering komt.” Rasji). Wie met maten en gewichten knoeit en dus oneerlijk is, daagt de vijand, zoals Amalek, uit om hem te vernederen. Of meer in het algemeen: Joden die zich niet strikt eerlijk gedragen, dagen antisemitisme uit.
De herinnering aan Amalek – Het is een gebod om de herinnering aan Amalek uit te wissen, zoals er staat geschreven in vers 19. En het is tegelijkertijd een gebod om hun verradelijke aanval vanuit een hinderlaag niet te vergeten, opdat je de haat tegen Amalek – tegen het kwaad in de wereld – zult blijven voelen. Onze Geleerden hebben ons gezegd dat we dit ons mondeling moeten herinneren, opdat we hun haat tegen het Jodendom niet zullen vergeten (Rambam, Hil. Melachiem 5:5).
ְָָ18. Toen hij jullie tegenkwam onderweg – Het woord קרך (korcha) drukt toeval uit [van het woord – מקרהmikrè – toeval, dus Amalek kwam de Joden bij toeval in de woestijn tegen]. Maar een andere betekenis ervan is dat het verband houdt met onreinheid [en dan houdt het verband met het woord – קריkerrie – de onreinheid van een zaadlozing], want Amalek verontreinigde Israël door homoseksuele relaties. En nog een andere betekenis: het woord קרך(korcha) houdt verband met het – קוֹרkor – kou: Amalek koelde jullie af, want de volken waren [na alle wonderen bij het woord uittocht uit Egypte] bang om met Israël oorlog te voeren. En toen kwam Amalek, die onbevreesd de oorlog met Israël begon. Daarmee koelde hij de angst van de andere volken af om ook de oorlog te beginnen (Rasji).
Allen die verzwakt waren – Dit slaat op degenen die verzwakt waren door hun zonden, want de de Wolk had hen uitgeworpen van de bescherming van het kamp van de Israëlieten en daarom liepen zij achteraan (Rasji).
Hij vreesde G-d niet – Hij viel laf de verzwakte en uitgeputte Joden in de achterhoede aan, omdat hij G-d niet vreesde, maar de mensen vreesde. Wie moedig is en op G-d vertrouwt, valt van voren aan (RAV). Jotschak Zev Soloveitchik).
19. De herinnering – In het Hebreeuws moet dit woord volgens sommige autoriteiten worden uitgesproken als zéger, en volgens anderen als zègger. Daarom moet de voorlezer dit deel van vers 19 op Parasjat Zachor (de Sjabbar vóór Poeriem) twee maal lezen, d.w.z. op beide manieren. Dan moet je de herinnering aan Amalek uitwissen – Tot de laatste man en het laatste dier, zodat niemand kan zeggen: „Dit dier was van Amalek” (Rasji).
Bron: Joods Leven |