De Profeet Malachi voorspelt dat Hasjem blij zal zijn met de toekomstige offers van Israël. Hasjem stoort zich echter aan het wangedrag van Israël en daar zal Hij streng naar handelen. Hasjem keurt het af dat de Joden de giften voor de Kohaniem achterhouden. Het Joodse volk mag 90% van hun inkomen houden, en hoeft slechts 10% af te dragen aan mensen die dat meer nodig hebben en als erkenning daarvoor zullen zij de bron van zegen van Hasjem zijn.
Hasjem zegt, dat wanneer het Joodse volk zich houdt aan de voorschriften van ma'aser (het geven van een tiende van iemands inkomen aan de armen), dat dan hun lippen rauw zullen worden van het herhaalde zeggen van „Baroech Hasjem" „Dank U, Hasjem, ik heb veel om dankbaar voor te zijn." Vervolgens wordt Israël vermaand dat zij Hasjems voorzienigheid en bescherming in twijfel trekken. In de toekomst zal Hasjem grote beloningen geven aan hen die Hem trouw zijn gebleven. De grote Dag des Oordeels komt eraan en de slechte mensen zullen gestraft worden en de goede beloond.
Hasjem drukt het Joodse volk op het hart zich aan Tora te houden. De Haftara eindigt met de belofte dat op een zekere dag Hasjem Eliahoe Hanawie - Elia de Profeet - zal sturen, als aankondiger van de Grote Dag van de komst van de Masjiach.
Het verband met Sjabbat HaGadol De Sjabbat voor Pesach wordt „Sjabbat HaGadol" - de Grote Sjabbat - genoemd. Eén van de verklaringen voor deze naam is dat er een „groot wonder gebeurde op die Sjabbat." De Midrasj vertelt, dat de Egyptische eerstgeborenen, bezorgd waren dat de op handen zijnde plaag hen zou uitroeien en van hun vaders eisten dat zij de Joden zouden laten gaan. Toen hun verzoek geweigerd werd, trokken zij hun zwaarden en doodden hun eigen vaders (Tosafot Sjabbat 87, Sjemot Rabba).
Bron: Joods Leven |