11 Niesan 5784 | 19 april 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Lech Lecha / Commentaar Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Bereesjiet/ Genesis 12:1–17:27 | door: Devorah
Het offer: Avram ziet de toekomst van zijn nazaat in Mietsrajiem
Wiji spraken eerder over tweeheid. Mbt het offer die wij verder op in Bereesjiet 15 lezen, zien wij de volgende tweeheid: G’d liet Avram volgens deze constructie offeren. Waarbij zal ik wéten dat ik het beërf?Bama eda? Vers. 8. Kana’an is aan Avram door G’d belooft. Het land was oorspronkelijk één, zal dus uiteindelijk aan de mens gegeven worden, de mens die net als Avram de wereld met G’d één zal maken. Middels het offer liet G’d het aan Avraham zien. Vier dieren zijn gekozen:

  1. duiven
  2. koe
  3. geit en
  4. ram
Het vee werd gedeeld in tweeën, maar de vogels niet. De twee vogels zijn van hetzelfde soort, máár in een ander voorkomen. In het offerschema zien wij de ongedeelde één als begin dat opgevolgd wordt door de tweedelingen.
  • De éérste tweedeling, de koe, staat symbool voor Olam Atsiloeth. Deze deling is in onze wereld aanwezig is. Het is volgens de overlevering de tweeheid die G’d in Zijn wereld maakte die daarna vorm kreeg in de schepping. Olam Atsiloet is de kroon van G’d, de Kether.
    Dan volgt de werelden van:
  • de drie eerste scheppingsdagen en die van de tweede drie scheppingsdagen
  • met de afsluiting de wereld van de Sjabbat (Havdala/Havdole).

Dan volgt opnieuw de Kether, de één, de Kroon van G’d.
Middels deze schema legt G’d aan Avraham uit hoe de schepping en de wereld gemaakt is. Als de gier vervolgens een aanstalten doet vlees van het offer te jatten waarna Avraham hem verjaagt, zien wij dat de tijd van tweeheid een enge tijd is vol duisternis en aanvallen van buitenaf. Maar deze tweeheid, en dat is de belofte, zal weer uitlopen naar een eenheid. We kunnen het dus als volgt vertalen. Men gaat van Kana’an – een eenheid (de tortelduif) – naar Mitsrajiem [Egypte] – een tweeheid. Men wordt in Mitsrajiem aangevallen, maar dan zal het vierde geslacht weer terugkeren van Mitsrajiem naar Kana’an – tweeheid naar eenheid (de jonge duif). De wereld van de zevende dag mondt uit in EEN.

Klik op de afbeelding

De Sefiroth die in deze wereld van Atsioeth bevinden, zijn de getelde en vertelde G’ddelijke eigenschappen Chochmah en Binah: wijsheid en inzicht. Als je wijsheid en inzicht hebt, wéét je het. In de Sefirothstructuur kennen we nog een “halve” Serifah en die heet “Da’at”: kennis. Hij zit ook precies tussen Chochmah en Binah in.

De wortels van de slavernij in de 400 heeft haar wortels in de vier scheppingsdaden en de drie scheppingsdagen. Daar begint de tweeheid. Het geeft aan dat de gehele wereld in knechtschap zit dat uitmondt op verlossing als weg voor de nieuwe wereld in eenheid.
Nu Avram het begrijpt en weet, gaat de klok tikken. De 430 jaar vangt aan.

Het woord nefesj – lichamelijke ziel – heeft een gematria van 50-80-300=430. Zodra een kind geboren wordt weet de nefesj van dat mensje dat het in een slavernij terecht is gekomen. Vandaar het gehuil van de baby zodra het geboren wordt.
De zonen van Israel, Bnej Jisrael hebben tijdens de slavernij in Mietsrajiem de stad Raämses gebouwd. Je schrijft dat met een Reesj-Ajin-Mem-Samech en Samech. Samen vormt dat een gematria van 200-70-40-60-60=430.

De reizen van Bnej Jisrael worden étappes’ genoemd. Onze rabbijn leerde ons dat het te vergelijken is met de Tour de France met haar étappes. Men start bij punt 1 en rijdt vervolgens naar het volgende punt. Het volgende punt is de eindbestemming. De eerste étappe was van Raämses naar Soekkot. We zagen al dat de gematria van Raämses 430. De gematria van Soekkot is 480, omdat je het met Samech (60), Kaf (20) en Tav (400) schrijft. De étappe heeft en afstand van 50. We mogen daarnaast weten dat de 50 (Olam haba) voorbij de 49 is, de volle 7, en dat bij 50 de 8 begint. Het is daarom ook geen toeval wanneer wij later in Sjemot/Ex. 12:40 zullen lezen dat Sjmot 12 spreekt over dertig en vierhonderd jarig verblijf zodra Bnej Jisrael onder leiding van Mosje Mietsrajiem uitgaan. De uitgang vanuit Raämses (Sjemot 12:37) komt overeen met het lichamelijke nefesj. Beide staan zij voor knechtschap (slavernij van dit leven, slavernij in Egypte) en gevangenis (binnen het lichaam, binnen Mitsrajiem). Maar zowel Raämses en nefesj staan beide ook voor een groot lijden. Zowel in dit leven als toen ook in Mitsrajiem. Vanuit dit leven, maar ook vanuit Mietsrajiem komt bevrijding.

Mietsrajiem wilde niet opgeven en weigerde de tweeheid los te laten en werd bedolven onder de tien plagen. Maar Bnej Jisrael in Gosjen daarentegen, die wel de komende wereld van eenheid wilden aanvaren en deden wat Hasjem monde Mosje opdroeg, bleven buitenspel.
Het mag geen toeval zijn dat tijdens de geboorte en leven van Mosje (80 jaar) aan het Egyptische hof het lijden van het volk het zwaarst was.

Is de 430 jaar en de 400 jaar dus tegenstrijdig?

  • Tijd vanaf de geboorte van Jitschak tot de uittocht uit Egypte bedraagt dus 400 jaar. De 1-4 structuur (zoals het rivier in Gan Eden opsplitste in 4: 1-4) uit in de 400 zich in 80-320, welke de 4x80 de voorafgaande periode is.
  • Ook de 430 bezit, zoals we eerder zagen, de 1-4 structuur: nogmaals de resterende 344 jaar en de 86 jaar slavernij vormen samen weer het structuur van 1-4. Zes jaar vóór Mosjes geboorte begon het en was het draagbaar en 80 tijdens Mosjes leven en het was haast ondraagbaar, immers de verlosser leeft al verborgen onder hen.

Nee. De 400 en 430 vertellen hoe die slavernij in elkaar stak en zij beide de 1-4 structuur bevatten. Wanneer het een ingeslopen foutje geweest zou zijn – zoals vele boze tongen beweren – zou het allemaal onmogelijk in elkaar passen. Zowel Jistchak werd geboren als een vreemdeling en Ja’aqov was constant op de vlucht. Was het niet voor zijn oom Lavan, dan was het voor zijn broer Esaw. Zoals Jitschak nooit “thuis” was in het land dat aan Avram is beloofd, zo werd Ja’aqov steeds opgejaagd.
Wonen en vreemdeling hebben in het Hebreeuws dezelfde stam: gimmel-reesj. De ene spreek je uit als gar en de andere als ger. De ger moet 400 jaar op deze manier wonen. De 400 (leven in tweeheid) vangt aan wanneer de nefesj (430) in de het lichaam ter wereld komt. Nu begrijpen we dat we 400 en 430 jaar niet zomaar bij de 2238 als jaar dat Ja’aqov naar Mietsrajiem vertrekt mogen optellen!

pagina 9 / 21 [1]      «      7   |   8   |   9   |   10   |   11      »      [21]
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.