18 Niesan 5784 | 26 april 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Sjelach / Haftara Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Jehosjoea 2:1-24 | Zwi Goldberg en Rabbeinoe Bachia ben Asjer

Het paard is gereed voor de strijd, maar de redding komt van Hasjem." (Spreuken 21:31)
In dit vers waarschuwt Salomo iedereen om alles te doen wat in zijn vermogen ligt, door natuurlijke middelen aan te wenden, om succes te bereiken (in een militaire confrontatie, wanneer dat onvermijdelijk is). Verder moet hij de dingen aan G-d overlaten. Een wonder gebeurt alleen wanneer alle natuurlijke middelen falen en bewezen hebben niet in staat te zijn het beoogde resultaat te behalen. De mens werd op een zodanige manier geschapen, dat hij in staat is om de meeste problemen het hoofd te bieden door gebruik te maken met natuurlijke middelen. Wanneer men van plan is om een overwinning op een vijand veilig te stellen bij een confrontatie, dan moet men zich uitrusten met de juiste hoeveelheid en aangepaste kwaliteit wapens die nodig is, om een voorsprong te verkrijgen. Met andere woorden, in de dagen van Salomo had men paarden en strijdwagens nodig. Wanneer men alles aan de Hemel overlaat, zal men ontdekken dat de Hemel niet tussen­beide komt en niet helpt, maar zich afzijdig houdt. Wanneer iemand ziek is en men bidt voor hem om gene­zing, dan is dat gebed nutteloos, tenzij men eerst alle maatregelen genomen heeft die bekend zijn om de pa­tiënt de helpen, zoals [in de tijd van Rabbeinoe Bachia] hem het voedsel te geven die hij nodig heeft [en in onze tijd hem alle medische verzorging te geven die beschikbaar is].  Pas nadat men alle maatregelen geno­men heeft die in de medische wetenschap bekend zijn en die de patiënt zouden kunnen genezen, pas dan vraagt men de Hemel om te helpen om de patiënt te genezen. Dit is de diepere betekenis van het Psalmvers 147:3: „Hij geneest hun gebroken harten en verbindt hun wonden." In vers 10 van diezelfde Psalm staat ook: „Hij prijst de kracht van de paarden niet, noch waardeert Hij de snelheid van de manschappen." We hebben nog een derde vers (Psalm 33:17) waarin David diegenen uitlacht die hun vertrouwen in paarden stellen: „Paarden zijn een valse hoop voor redding, want met al hun grote kracht voorzien zij niet in een ontsnapping."

Wanneer wij over deze verzen nadenken, kunnen wij begrijpen waarom G-d erin toestemde om er verspie­ders op uit te zenden, ondanks het feit dat Hijzelf de dodelijke klap zou uitdelen aan de Kena'a­nie­ten. De Israëlieten hadden gelijk met te doen wat menselijkerwijs mogelijk is om zich op de oorlog tegen de Kena'a­nieten voor te bereiden, met inbegrip van het uitzenden van spionnen, om uit te vinden wat de beste manier is om het land Kena'an binnen te vallen, met een mimimaal risico. Het uitzetten van hinderla­gen, het uitzenden van geheime infiltranten, enz., het zijn allemaal legitieme middelen ter voorbereiding van een inva­sie, die de kansen van succes alleen maar vergroten. Wanneer deze stappem eenmaal genomen zijn, zal G-d daaraan die bovennatuurlijke maatregelen daaraan toevoegen die nodig zijn om succes te verzekeren. De Tora maakt het optreden van wonderen niet de steunpliaar van zijn omgang met de mensheid of met het Joodse volk. Won­de­ren zijn uitzonderingen, niet de norm.

Dat is ook de reden dat G-d Noach opdracht had gegeven om een ark te bouwen (Genesis 6:15), hoewel G-d de mensen die Hij wilde redden ook had kunnen redden door hen bijvoorbeeld over het water te laten lopen op een of andere wonderbaarlijke wijze. Al de gedetailleerde instructies voor de bouw van de ark, zijn afme­tingen, zijn aantal verdiepingen, enz. zijn het bewijs dat G-d wilde dat Noach alles zou doen dat menselijker wijs mogelijk was, om de redding te laten lijken op een natuurlijke redding. Niettemin, ondanks de beste inspanningen van de mens, zou dat naar alle waarschijnlijkheid niet voldoende geweest zijn, om alle bewo­ners van de ark een heel jaar te kunnen bevatten zonder G-ddelijke interventie, d.w.z. zonder een wonder in een of andere vorm.

Dit is het waar Salomo over sprak toen hij zei dat het paard voorbereid moest zijn. Toen David de Oeriem en toemiem raadpleegde of hij de Filistijnen in de vallei van Refaïm zou aanvallen (II Samuel 5:23), zei G-d hem niet een frontale aanval te beginnen, maar te wachten totdat hij het geluid van de bladeren van de Bacha­boom zou horen ritselen, voordat hij in actie zou komen. Tegen die tijd zou G-d voor hem uitgaan om de Filistijnen aan te vallen. Met andere woorden, toen David G-d raadpleegde door middel van bovenna­tuur­lijke hulpmiddelen, was het antwoord dat hij zichmoest voorbereiden, voor zover als mogelijk was met na­tuurlijke hulpmiddelen. Zijn overwinning moest gezien worden als een natuurlijke gebeurtenis. Toen G-d Jehosjoe'a opdracht ga een hinderlaag te leggen voordat hij opnieuw Ai zou aanvallen (Jehosjoea 8:2), wilde Hij ook dat de verovering langs natuurlijke wetten zou plaatsvinden (niet zoals de muren van Jericho, die instortten op het geluid van de bazuinen). Dat is de reden dat de Tora schrijft dat G-d Mosjé opdracht gege­ven had om verspieders uit te zenden, zoals wij lezen in vers 13:2: „Zendt zelf mannen voor je uit, die het land zullen doortrekken, enz." Gezien het feit dat het volk gevraagd had om spionnen uit te zenden, zoals er staat in Deuteronomium 1:22: „Laten wij mannen vooruit zenden om het land te verkennen," zei G-d tegen Mosjé: „Zendt ze zelf uit, voor jou," naar je eigen oordeel (Rasji). G-d bedoelde: „Ik beveel je dit niet te doen, maar Ik laat het aan je eigen oordeel over."

Bron: Joods Leven
pagina 2 / 2 «      1   |   2   
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.