18 april 1389: In Praag, de hoofdstad van het toenmalige koninkrijk Bohemen richtte de menigte een bloedbad aan onder de joden. “Doop of dood” was de reden om joodse huizen binnen te dringen en ieder die weigerde te dopen te vermoorden. De lijken van de duizenden slachtoffers werden samen met kadavers verbrand. 18 april 1905: Tijdens Pesach brak in Bialystok in ht toen door de Russen overheerste deel van Polen een pogrom uit die 2 dagen duurde. Joden werden door de Kozakken aangevallen en de synagogen in de stad werden binnengedrongen. 18 april 1942: 909 joden van de Boheemse stad Budejovici werden naar de vernietigingskamp Belzec gevoerd en geen een overleefde het. Transport van 1000 joodse mannen, vrouwen en kinderen vanuit concentratiekamp Theresienstadt. Een deel van hen zou geïnterneerd worden in een kamp in de buurt van het dorp Sawin (PL). De meeste zijn aan tyfus overleden en de overlevenden werden overgebracht naar het vernietigingskamp Sobibor. Van de gehele transport bleek slechts 3 vrouwen tijdens de bevrijding nog in leven te zijn. 18 april 1943: 3489 joden van het getto Jaworow (Oekraïne) werden n.a.v. een opstand door de nazi’s vermoord. 18 april 1944: 13000 joden van de stad Munkacs (toen Hongarije, nu Oekraïne) moesten huis en haard verlaten en werden het centrum ingedreven. Een deel moesten in de openlucht, blootgesteld aan ale weersinvloeden, hun deportatie afwachten. |