Par'o stuurt ten slotte de Bné Jisraël Egypte uit. Hasjem leidt hen in de richting van Erets Jisraël, met een wolk bij dag en een vuurzuil bij nacht, langs een omweg, om een oorlog met de Filistijnen te vermijden. Par'o betreurt het verlies van al zijn slaven en jaagt achter de Joden aan met zijn leger. De Joden zijn enorm bang wanneer de Egyptenaren naderen, maar Hasjem beschermt hen. Mosjé heft zijn staf op en Hasjem splijt de zee, waardoor de Joden in staat gesteld worden veilig over de droge zeebedding te ontkomen. Par'o, wiens hart door Hasjem verstijfd is, krijgt opdracht om er met zijn leger achteraan te gaan, waarop de wateren van de zee zich over de Egyptenaren sluiten, die in de zee verdrinken. Mosjé en Miriam leiden de mannen, res-pectievelijk de vrouwen in dankliederen.
Na drie dagreizen bereiken de Israëlieten Mara, waar de waterbron-nen bitter blijken te zijn. Het volk klaagt. Mosjé doet op aanwijzing van Hasjem een wonder en het water wordt drinkbaar. In Mara krijgen zij een aantal mitswot. Het volk klaagt tegen Mosjé en Aharon dat het voed-sel in Egypte beter was. Hasjem zorgt voor vlees in de vorm van kwartels en laat het manna regenen, een soort wonderbrood dat iedere dag uit de hemel neerdaalt, behalve op Sjabbat.
Daarom valt er op vrijdag een dubbele portie om ook in de behoefte van Sjabbat te voorzien. Niemand kan meer dan zijn dagelijkse portie inzamelen, behalve op vrijdag, wanneer men een dubbele portie kan inzamelen, zodat de Joden op Sjabbat kunnen rusten. Een beetje manna wordt bewaard als aandenken voor toekomstige generaties. Wanneer de Joden opnieuw klagen over gebrek aan water, produceert Mosjé op wonderbaarlijke wijze water uit een rots. Dan vallen de Amalekieten aan. Jehosjoea leidt de Joden in de strijd, terwijl Mosjé bidt voor hun welzijn.
Bron: Joods Leven |