Het Woord van de Eeuwige was tot mij gericht” (vers 1).
Het Woord van Hasjem luidde dat de gruweldaden van het volk Jisrael Hem bekend waren. De gruweldaden waren het bloedvergieten, afgoderij, machtsvertoon van de koningen, minachting voor de ouders, vreemdelingen, wezen en weduwen werden onjuist behandeld, Heiligdommen werden versmaad, woekering en rente werd gevraagd, maar ook omkoping, de Sjabbat werd ontheiligd en... Hasjem werd vergeten.
De straf voor deze gruweldaden was de bespoediging van de ongeluksdagen. De ongeluksdagen hield verstrooiing- , maar ook schande en spot onder de volkeren in. “ Maar, zo zegt Hasjem, “omdat het volk allemaal (tot) slakken (in de smeltkroes) zijn geworden, ...ja' an hejot koelchem lesįiem lachen hinnie qovets ' etchem ' el-toch jiroesjalajiem... daarom breng Ik jullie binnen Jeroesjalajiem tezamen..." |