De volken zullen toegeven dat hun afgoderij vals is. De zonden van het Joodse volk zijn bekend en opgetekend. Daarom zullen zij zwaar gestraft worden. Ze zullen uit hun land verdreven en verbannen worden, want zij vertrouwden op zichzelf in plaats van op Hasjem.
Maar wie op Hasjem vertrouwt, in plaats van op zichzelf, is gezegend. Maar alleen zij die dat oprecht doen, en dat niet alleen maar veinzen. Het Joodse volk wordt aangespoord om in Hasjem vertrouwen te hebben. Ten slotte bidt de profeet om redding en genezing.
Het verband met de parasja van de week In de parasja lezen wij hoe Israël afgodsbeelden zal oprichten. In de Haftara beschuldigt Jeremiahoe het Joodse volk afgodsbeelden te aanbidden. In de parasja wordt het Volk Israël gewaarschuwd dat zij uit hun land zullen worden gegooid en in ballingschap zullen worden gestuurd wanneer zij nalaten de wetten van Sjemita op te volgen. De Haftara beschrijft deze straf. De vervloekingen in de parasja eindigen met de belofte dat Hasjem Zijn volk niet zal vergeten vanwege het verbond met hun voorvaderen, die hij uit Egypte heeft gevoerd. De Haftara eindigt met het gebed van de profeet voor genezing, dat wil zeggen dat wij zullen genezen worden van onze zonden. |