Bilaam en Balak wilden Bnej Jisrael vervloeken
In de parasjat Balak lezen we over de teleurstelling van Koning Balak in Bil'am, de profeet van de volken. Balak dacht dat Bil'am de Joden kon vervloeken, en dat Hasjem veplicht zou zijn zich daarin te schikken. Maar Bil'am legde hem uit dat hij slechts een dienaar van de Alkmachtige was en dat hij alleen maar datgene kon zeggen, wat Hasjem hem in de mond legde. Het gevolg was, dat hij niet alleen niet in staat bleek het Joodse volk te vervloeken, maar dat Hasjem hem dwong hen in plaasts daarvan te zegenen.
Op het eerste gezicht lijkt de wens van Bil'am dwaas. Zou hij werkelijk gedacht hebben dat een menselijk wezen, een sterveling, zoveel invloed kan hebben op Hasjem? In werkelijkheid had hij echter gelijk. Er staat geschreven in Job (22:28): „Jij zult iets beslissen en het zal voor je worden uitgevoerd; en het licht zal op je wegen schijnen." De Gemara (Ta'aniet 23a) past dit toe op Choni Hame'ageel, die in staat was Hasjem te dwingen regen te geven, in overeenstemming met zijn verzoek. Zo ook zegt de Gemara (Bawa Metsia 85a): „Wie de zoon van een ‘am ha'arets [onwetende] Tora leert, zelfs als Hasjem een decreet uitgevaardigd heeft, kan hij dat annuleren, zoals er grschreven staat (Jeremia 15:19): Wanneer je het kostbare uit de vuilnisbelt redt, zul je zijn als Mijn mond." Hieraan zien wij dat tsaddikiem [rechtvaardigen] in werkelijkheid de kracht bezitten om Hasjem met hun woorden als het ware te binden. De fout van Balak was, dat hij dacht dat Bil'am van een dergelijk kaliber was.
Op de bruiloft van de dochter van de schrijver van dit artikel, vertelde Rav Eliëzer Rosner het volgende verhaal: „Nadat mijn kleinzoon al enige jaren getrouwd was, kwam hij mij met zijn vrouw bezoeken. Zij vertelden me, dat aangezien zij geen kinderen konden krijgen, zij besloten hadden een serie medische behandelingen te ondergaan. Ik vroeg hen nog wat te wachten en mij op een bepaalde tijd in de Aperionzaal in Jeruzalem te ontmoeten, waar ik wist dat Rabbijn Jistschak Dovid Grossman sjlita, oprichter en decaan van Migdal Ohr aan wezig zou zijn bij een brit (besnijdenis ceremonie).
„Toen wij daar allemaal waren, bracht ik hen naar de Rabbi en vroeg hem om hen een zegen te geven. Zonder te aarzelen stemde de Rabbi daarmee in en begon hen te zegenen: „Moge Hasjem helpen dat... " Tot de verbazing van de Rabbi onderbrak ik hem en zei: „Geëerde Rabbi, dat is niet de soort zegen die ik in gedachten had. Ik wil niet dat u hen alleen maar toewenst dat Hasjem hen zal helpen. Ik heb zoveel gedaan om u te helpen van Migdal Ohr het geweldige instituut te maken wat het vandaag is, waarbij het zesduizend kansarme studenten van over heel Israël en de rest van de wereld van hulp voorziet. Ik geloof dat ik het recht heb om u te vragen om het volgende te zeggen: „Ik, Jitschak Dovid Grossman verklaar hierbij dat over een jaar vanaf vandaag je zwanger zult zijn." De Rabbi was wat geschrokken, maar hij wist dat ik in ernst sprak. Na even te hebben nagedacht, stemde hij toe en zei wat ik hem gevraagd had. Tien maanden later bezocht het stel mij opnieuw. Ze was nog steeds niet zwanger, zei ze en zij gingen nu onmiddellijk beginnen met de medische behandeling. Ik vroeg hen waarom zij in hemelsnaam aan een dergelijk gecompliceerd proces zouden beginnen, wanneer ik er geen moment aan twijfelde dat zij binnen twee maanden zwanger zou zijn op een natuurlijke manier. Waarom hadden zij niet het geduld om nog even te wachten. Maar zij waren onvermurwbaar en wilden nog slechts een week wachten en zouden de volgende maandag met de behandeling beginnen. „De volgende zondag werd mijn kleindochter verteld dat zij, G-d zij dank, zwanger was; en mijn nieuwste achterkleindochter werd vandaag geboren."
In antwoord op het verhaal vertelde de vader van de bruid Rabbi Rosner het volgende verhaal: Chassidiem vertellen over een grote Rebbe, die eens was gevraagd om een echtpaar te zegenen voor een kind. De Rebbe gaf hen zijn zegen en zij gingen onmiddellijk een kinderwagen en een een wieg en verder benodigdheden kopen voor de gezegende gebeurtenis die hen te wachten stond. Voor het jaar voorbij was, was de vrouw bevallen. Iedereen was opgewonden door de goede tijding, maar de persoonlijke assistant van de Rebbe was zeer ontsteld. Hij benaderde de Rebbe en klaagde: „Heilige Rabbi, ik dien u nu al twintig jaar trouw. Hoe vaak heb ik u niet gevraagd mij en mijn vrouw te zegenen met een kind. En u heeft ons inderdaad gezegend. Maar we zijn nog steeds kinderloos. Hoe is het mogelijk dat u dit paar van de straat zo een sterke zegen geeft, die onmiddellijk werkt, terwijl u ons kennelijk een veel zwakkeere zegen heeft gegeven, die nog steeds niet werkt tot op de dag van vandaag? De Rebbe luisterde met medeleven naar de klacht van zijn Chassied. Daarna antwoordde hij: „Het verschil, mijn zoon, zit niet in mijn zegeningen. Het verschil zit in jou en hun. Vertel mij eens, nadat ik jou en je vrouw gezegend heb, zijn jullie er ooit op uit gegaan om een kinderwagen te kopen, zoals zij gedaan hebben? Het was hun absoluut geloof in de kracht van degene die hen zegende, die mijn zegen de kracht gaf om succesvol te zijn." „Zo ook," vertelde ik Rabbi Rosner, „was het omdat u absoluut geen twijfel had dat Rav Grossman, de grote Tsaddiek die hij is, in staat was om u en uw kleinkinderen te helpen.
Bron: Joods Leven
|