De vrouwen van Midjan
Neder Er is in het Hebreeuws geen goede vertaling voor het woordje “neder”. Wat redelijk dicht bij de juiste omschrijving komt is “een formele verplichting door een belofte”. De parasja begint met het opleggen van een nieuwe halachische status. Door middels van een belofte of een eed, legt de des betreffende persoon zichzelf een neder op. Dit kan op zichzelf, een ander of een object betekenen. Een ender is zo krachtig, dat het bij nalaten ed. een justitiële straf opgelegd kan worden. Er zijn twee categorieën binnen eed/beloftes:
- Iemand verbiedt zichzelf iets wat de Tora toestaat. Bijvoorbeeld: jij verbiedt jezelf de opbrengst van een bepaald stuk land voor de komende maand te eten. Dit is een vrijwillig verbod. Dit noemt men sjevoe’ah: jezelf iets opleggen of jezelf iets verbieden.
- Iemand legt zich een bepaalde plicht op door bijvoorbeeld een bepaalde tsedoke te geven. Dit is neder
De parasja begint met het eerste type (later volgt de tweede). Iemand legt vrijwillig zichzelf iets op. Het verschil tussen neder en sjevoe’ah is dat neder de status van het object verandert. Voorbeeld: als jij jezelf een week lang verbiedt bananen te eten, dan verandert de halachische status van de banaan. De banaan wordt een stuk verboden voedsel voor jou. Als jij jezelf oplegt een banaan te eten, dan verandert niet de halachische status van de banaan, maar heb ik een nieuwe verplichting aan mezelf opgelegd. Met uitzondering op een gelofte tav een mitswe, kan iemand zichzelf geen neder op leggen om zichzelf een bepaalde daad op te leggen. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat hij een neder maakt om vanavond heel vroeg te gaan slapen, is dat geen neder. Het is in het Jodendom de gewoonte wanneer je iets aan iemand belooft “bli neder” erbij te melden: ik neem mijn belofte zéér serieus, maar het is een belofte zonder formele verplichting. Dit betekent niet dat je dan lukraak iets mag beloven. Een woord een woord een man een man ligt in het Jodendom hoog in het vaandel.
Oorlog tegen de Midjaniem Vs. 31:1-12 gaat over de oorlog van Jisrael tegen de Midjaniem. In 25:17 werd gezegd: tsaror...wehikietem...kwelt...vernietig hen.... Dit is nu zover. Omdat de Midjaniem veranwoordelijk zijn voor de zonde van de Joden op gebied van immoraliteit en avodah zarah (afgoderij) - wat 24.000 Joodse levens kostte (25:1-9), trok héél Jisrael tegen Midjan op, incl. de stam Levi. Pincheas ging de Levi'iem voor. In feite begon Pincheas al aan deze taak toen hij Zimri en Cozbi doodde. Hierdoor werd die plaag dus beëindigd. Jisrael liet tegen Hasjems wil in de kinderen en de vrouwen (!) van de MIdjaniem in leven. Pinchas' aanwezigheid voorkwam forse krtiek dat Jisrael wederom zich door de Midjanitische vrouwen liet leiden. Omdat hij door zijn verdiensten een enorome loyaliteit bij Hasjem had opgebouwd, viel Jisrael binnen die verdiensten. Hasjem had Pincheas nooit opgedragen mee te vechten tegen de Midjaniem, want wellicht had Mosje daartegen geprotesteerd, terwijl die nooit actie tegen Zimri had genomen. Maar Mosje begreep dat het volk de verdiensten van Pincheas nodig hadden en hij was de essentie van het succes die Jisrael tegen de Midjaniem verwierf.
Potten en kledingstukken Vs. 31:21-24 Deze verzen verwijzen naar de methoden hoe de potten en kledingstukken uitde Midjanitische oorlog voor nieuwe Joodse eigenaars bruikbaar kunnen worden. Dezelfde geldt voor wetten mbt potten die bij niet-Joden verworven is. Indien zulke potten alleen rituele vervuiling hebben, is een bad in een mikweh voldoende, maar potten waarin niet-kosjer eten is gekookt, heeft nog steeds de smaak van niet-koosjer voedsel geabsorbeerd. Maar er kan ook een niet-kosjer restant op de oppervlakte zitten. De middelen van het "reinigen" van niet-kosjer substanties of smaak is het onderwerp van de verzen. Rasji merkt op dat deze wetten door Mosje gedoceerd had moeten worden ipv Elazar. Maar Mosje was boos geworden, waardoor hij de fout maakte deze wetten niet uit te leggen (Vs. 14).
|