Mosje vertelt de Israëlieten dat het rechters en ambtenaren moet aanstellen in hun steden. Zelfs een kleine omkoopsom is verboden. Er mogen geen bomen geplant worden naast het altaar van Hasjem, zoals de gewoonte was van de afgodendienaren. Onvolkomenheden aan dieren die bestemd zijn voor de offerdienst en andere diskwalificaties worden opgesomd.
Het Groot Sanhedrin zal bindende voorschriften maken voor nieuwe situaties op basis van Tora-criteria, ter voorkoming van het uiteenvallen van Tora. Een groot geleerde die weigert de halachische beslissingen van het Sanhedrin te accepteren, is de doodstraf schuldig. Een Joodse koning mag alleen bezittingen en symbolen van zijn macht hebben in overeenstemming met de eer van zijn ambt, maar niet voor zelfverheerlijking. Hij moet zelf twee Tora-rollen schrijven, waarvan hij er één altijd bij zich moet dragen, waar hij ook gaat, opdat hij niet hooghartig wordt. Noch Kohaniem, noch Levieten zullen grond erven in het Land Israël, maar zij zullen onderhouden worden door de gemeenschap door middel van een systeem van tienden. Iedere vorm van waarzeggerij of tovenarij is verboden. Hasjem belooft het Joodse volk dat Hij hen profeten zal zenden die hen zullen leiden en Mosjé legt uit hoe een echte profeet te onderscheiden is van een valse.
Vluchtsteden moeten er komen, waarheen iemand die per ongeluk een ander gedood heeft, naar toe kan vluchten, om te ontsnappen aan de bloedwraak van de familie. Maar wie uit kwaaddadigheid iemand dood, wordt overgeleverd aan de wreker. Mosjé waarschuwt de Israëlieten om geen landpalen te verplaatsen om zich zo een groter stuk land toe te eigenen. Twee getuigen die samenspannen tegen een derde partij, worden gestraft met dezelfde straf als die zij de onschuldige hadden toegedacht. Wanneer Israël ten oorlog trekt, zal een speciale priester worden aangesteld om het vertrouwen van Hasjem te krijgen. Ieder die een nieuw huis gebouwd heeft, maar daar nog nooit in gewoond heeft, en ook bangerikken en lafhartigen zijn vrijgesteld om mee uit te trekken in de oorlog. Een vijand moet de gelegenheid geboden worden om vrede te sluiten, maar wanneer hij dat weigert, dan moeten alle mannen gedood worden. Vruchtenbomen moeten gespaard worden en mogen tijdens de strijd niet gekapt worden. Wanneer een lijk gevonden wordt in het veld tussen twee steden, dan moeten de bestuurders van de dichtstbijzijnde stad een kalf slachten en daarboven hun handen wassen en daarbij verklaren dat zij niet schuldig zijn aan zijn dood.
Bron: Het Joodse Leven |