De voorspelling van de val van Edom
De Haftara opent men woorden over de zonden van de Tien Stammen. Zij hadden vier zonden begaan waarmee Hasjem buitengewoon ongelukkig was: 1. afgoderij, 2. immoreel gedrag, 3. bloedvergieten en 4. de Israëlitische rechters waren omkoopbaar.
De eerste drie was Hasjem bereid te vergeven maar tot vergiffenis van de vierde was Hasjem niet bereid. Een eerlijk mens heeft recht op een eerlijk rechtsoordeel en wanneer mensen voor „G-d gaan spelen" met de levens van anderen, dan kunnen zij beter eerlijk zijn. De Haftara vervolgt met de feiten dat de Joden heilig moeten zijn, want zo niet, dan worden zij gestraft en zullen er zich tragedies aan hen voordoen. „Gebruik het of verlies het." Hasjem heeft ons de mogelijkheid gegeven om te kiezen. Wij hebben de keuze om het Jodendom te gebruiken als een levenswijze of niet. Maken wij gebruik van deze mogelijkheid? Of beschouwen wij het Jood-zijn als een last? In dat geval krijgen wij een lesje van de Profeet Amos. Wij leren over het verleden van het Emoritische volk. Ondanks dat zij de sterkste waren van de zeven volken die Israëls vijanden vormden, vernietigde Hasjem hen met gemak wegens hun afschuwelijk gedrag. Wij moeten ons altijd realiseren en niet vergeten dat Hasejem ons voortdurend gadeslaat en Hij is steeds bereid ons te belonen of te straffen. De Haftara bespreekt waarom Hasjem zo streng is voor de Joden. Dat is omdat Hij zoveel van hen houdt. Dat stelt ons in staat ons zelf te beschouwen en tesjoewa te doen en onszelf te verbeteren zoveel als mogelijk is.
De Joden worden aangespoord om de woorden van de Profeet serieus te nemen want deze woorden geven de toekomstplannen van Hasjem weer en eens zullen zij bewaarheid worden. Het zijn niet slechts gedachten van de Profeet, maar het zijn woorden die door Hasjem de Profeet in de mond gelegd zijn. Amos gaat verder en vertelt ons dat de Profeten een geheime kennis hebben. Hasjem doet niets zonder eerst zijn plannen aan zijn dienaren te onthullen.
Het verband tussen de Haftara en de Parasja In de openingsverzen van de Haftara van deze week beschuldigt Amos bepaalde Joden ervan de Tsaddiek (een rechtvaardig iemand) voor geld te hebben verkocht en de arme voor schoenen. In de Parasja verkopen de zonen van Ja'akov Joseef, de tsaddiek in slavernij en van het geld dat zij voor hem krijgen kopen zij schoenen voor zichzelf.
De moraal van de Haftara Het ligt in de menselijke natuur om zijn eigen zonden te bagatelliseren. Een beetje Lasjon hara is toch niet zo erg. „Ik heb de Sjabbatwetten niet zo goed bestudeerd, dat is toch niet zo erg." Ik heb geen beracha gemaakt voor het voedsel dat ik gegeten heb. Het was trouwens niet zo kosjer. Wat kan mij overkomen." Goed? Fout! Alleen omdat Hasjem ons niet bij iedere overtreding een „bekeuring geeft voor te hard rijden" iedere keer dat wij langs Zijn radarscherm zoemen, betekent dat nog niet dat Hij onze overtreding niet heeft opgeschreven. Voordat je de keuze maakt om een mitswa te doen, dan wel een awera [overtreding], vraag jezelf dan eens af of het de moeite waard is. Je zonden negeren wist hen nog niet uit.
Bron: Joods Leven |