Tweede groep plagen bewijst dat Hasjem al het aardse voorziet en niet onderhevig is aan het materiële bestaan …kie anie Hasjem beqerev ha’arets…dat Ik Hasjem ben te midden der aarde… Dat de Joden totaal niet getroffen werden, bewijst dat Hasjem Heerser over te midden der aarde is. Uiteraard was dit ook al bij de eerste drie plagen, alleen stond het bestaan van Hasjem an sich ter discussie. Wilde dieren Volgens Rasji was het een verzameling van diverse wilde (agressieve) dieren (…he’arov…vs. 17): slangen, schorpioenen…. Normaliter zijn zij bang voor mensen, maar door G’ddelijke ingeving – leert Alshich, Malbim) vielen ze zelfs mensen áán. …weĝam ha’adamah…en ook de grond… Sforno leert ons dat dieren zoals slangen zich in de grond nestelden waardoor mensen achter hun gesloten deuren van hun huizen niet veilig waren. vs. 20…tisjachet ha’arets… het land was verwoest…Lekach Tov leert dat de dieren de bomen stripten, de gewassen verwoesten en zelfs kinderen uit hun wiegen snaajden. Epidemie Niet alle commentaren zijn met elkaar eens. De ene commentaar zegt dat de epidemie alleen het vee aantastte, maar vee die binnen waren, werden gespraad. Dat zou verklaren waarom dieren het overleefd hebben, zoals verzen 9:10 en 19 impliceren. Anderzijds spreekt vs. 6 dat ál het vee van de Egyptenaren dood waren. Rasji is daar niet mee eens en is van mening dat met “al het vee” met al het vee buiten de deur, dus buiten, bedoeld werd. RaMBaN en R/Bachya spreken over ál het vee zowel binnen als buiten. Dat er dieren de epidemie hebben overleefd wordt gesuggereerd doordat met ‘al het vee’ met “de meeste” bedoeld wordt of het betekent dat al het vee van de Egyptenaren de dood vonden, maar dat zij van de Joden nieuw vee hadden gekocht. Zweren vs. 8…melo’chafnejchem. Oezraqo… handen vol… strooien… Hier gebeurt twee wonderen. 1. Zowel Mosje als Aharon – zo leert Rasji - moesten hun beide handen vullen met roet, maar het was Mosje die al dat roet van vier handen rondsmeet/rondstrooide. 2. Dat betrekkelijk klein beetje roet over het hele land kan uitspreiden… vs.9…lisjchien…zweren… Rasji legt uit dat het woord lisjchien “hitte” impliceert. De vers impliceert dat het hete roet ontstekingen veroorzaakte die als blaren uitbarstten.
|