In parasjat Toledot wordt verteld hoe Esav de liefde van zijn vader won door zich voor te doen als een goed mens en door zijn misdaden voor hem te verbergen. Hasjem wist natuurlijk heel goed hoe weerzinwekkend Esav was en Hij voorzag ook dat de nakomelingen van Esav slecht zouden zijn.
Aan Rivka werd voorspeld dat er twee volken uit haar zouden voortkomen. De midrasj [in Bereisjiet Raba 63:9] bouwt daarop voort en zegt: „Het volk dat Hasjem haat zal uit jou voortkomen." In dezelfde trant begint de Haftora met de Haat van Hasjem voor Esav en zijn nakomelingen, wegens hun slecht gedrag: „Hasjem zegt: ‘Esav was Ja'akovs broer, maar toch hield Ik van Ja'akov en haatte Ik Esav" (Malachi 1:1).
De rest van de Haftora gaat over het gebrek aan respect van het Joodse volk voor de dienst in het Beit Hamikdasj.
Het is waar dat Hasjem Ja'akov en diens nakomelingen liefheeft. Maar de Joden moeten wel bewijzen dat zij die liefde van Hasjem waard zijn door Hem op de juiste wijze te dienen. Er is een passoek verderop in de Haftora die duidelijk refereert aan Esav: „Een zoon eert zijn vader... maar waar is Mijn eer, wanneer Ik een vader ben?" (Malachi 1:6) Hoewel Esav een grote rasja [boswicht] was, stond er een enorm grote mitswa op zijn naam: hij toonde grote eerbied voor zijn vader. Bné Jisraëlkan een voorbeeld aan hem nemen en leren hoe men zich behoorlijk moet gedragen ten opzichte van hun Vader in de Hemel.
Bron: Joods Leven |