Dit zijn de generaties van Jitschak, de zoon van Awraham: Awraham kreeg Jitschak (Bereisjiet 25:19).
Rasji geeft een verklaring voor de ogenschijnlijke overbodigheid van het vers, op basis van een Midrasj: De spotters uit die tijd zeiden kennelijk dat Sara, die al zo lang met Awraham had samengeleefd zonder zwanger te worden, nu in werkelijkheid zwanger was van Awimelech, met wie zij onlangs een nacht had doorgebracht. Ten einde deze schandalige geruchten de kop in te drukken, maakte G-d Jitschak zodanig dat hij merkwaardig veel leek op Awraham, zodat iedereen onmiddellijk kon zien en zou verklaren: „Awraham kreeg Jitschak."
Wat zagen de spotters erin om dit gerucht verspreiden? Zelfs al was Sara van Awimelech zwanger, dan zou dat nog steeds een wonder van de hoogste orde zijn geweest. Hoewel Awraham en Sara allebei al behoorlijk oud waren, was het feit dat Sara een kind kreeg duidelijk meer sensationeel dan het feit dat Awraham de vader was. Zelfs al zou Sara van Awimelech zwanger geweest zijn, dan nog zouden zij hebben moeten toegeven dat er een verbazingwekkend wonder was gebeurd!
De Midrasj leert ons een belangrijke les over het karakter van spotters en cynici. Zelfs al heeft een cynicus geen andere keuze dan toe te geven dat er een wonder is gebeurd, dan kan hij niet accepteren dat dit wonder aan een heilig mens is toegevallen, zodat dit wonder het bewijs is van zijn enorme geestelijk niveau en van de waarheid van wat hij verkondigt. Deze mensen, deze spottende cynici weigerden te accepteren dat Awraham, de man die rondging om aan iedereen die hij tegenkwam te vertellen over de Eenheid van G-d, echt de ontvanger kon zijn van zulk een buitengewone G-ddelijk gunst. „Ja wij geloven in wonderen," zeiden zij, „maar niet voor Awraham."
Waarom kunnen cynici en spotters niet accepteren dat een tsaddiek G-ddelijke gunsten ontvangt? Omdat dat zou bewijzen dat die tsaddiek gelijk heeft met wat hij vertelt over G-d, en dat zou betekenen dat zij zelf, de cynici en spotters, ongelijk hebben. En dat weigeren zij te erkennen. Nu kunnen zij zeggen: „Wonderen, ja, die kunnen wel bestaan, maar ze zijn niet afkomstig van G-d."
Daarom moest G-d Jitschak op Awraham laten lijken, want nu had iedereen geen andere keus dan te erkennen: Awraham had gelijk, Hasjem is G-d!
Bron: Joods Leven |