Vs. 55 …watre’av kol-‘erets mitsrajiem… en toen heel Egypte honger had… Tijdens het 2e jaar van de hongersnood (R’Bachya) begon al het graan te rotten, behalve de graan van Joseef (Rasji). Midrasj Tanchoena leert dat de mensen op een gegeven moment naar Joseef gingen en het eten opeisten. Joseef reageerde met de voorwaarde dat mensen alleen eten kreeg wanneer zij zichzelf zouden laten besnijden. Protesterend kwamen zij beklag doen bij par’o. Par’o stuurden hen terug naar Joseef met de mededeling wanneer zij eten willen, dat zij moesten doen wat Joseef zei. Hoe is deze eis mogelijk wanneer gojiem zich niet hoeven te besnijden?
Joseef voorzag de komst van zijn broers. Hij wist dat de gojiem vreemd tegen de Joden aankeken omdat de Joden besneden zijn. Door ook de Egyptenaren te laten besnijden, zou het onmogelijk voor de Egyptenaren worden om de Joden te bespotten (Jafeh Toar). Volgens Sj’lah voorzag Joseef de sexuele verdorvenheid van de Egyptenaren waarvoor zij in de toekomst flink gestraft om zouden worden. In Wajjiqra/Lev. 18:3 lezen en leren wij – ook middels Rasji en RaMBaN – dat Bnej Jisrael worden gewaarschuwd de gruwelheden van de Egyptenaren niet over te nemen. Door de Egyptenaren te laten besnijden hoopte Joseef hun sexuele perversie in toom te houden. Toen Joseef stierf hebben de Egyptenaren direct de wet van besnijdenis afgeschaft.