19 Adar 5784 | 29 maart 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Chajjei Sara / Inzicht Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Bereesjiet/ Genesis 23:1-25:18 | door: Jacob Solomon
Niemand van ons zou u zijn graf weigeren om uw dode te begraven" (Bereshiet 23:6).

Zelfs toen de Bné Chet erin toestemden dat Awraham zijn vrouw op hun land zou begraven, vroeg hij spe­ci­fiek om een stuk grond van Efron ben Tsochar. De vraag komt op waarom Awraham speciaal naar de grond van Efron vraagt, terwijl de Bné Chet  tegen Awaraham zeggen: ‘Niemand van ons zou u zijn grond weigeren om uw dode daarop te begra­ven'? Waarom ging hij niet gewoon Sara begraven?
Awraham wist, zo legt de Chofets Chajiem uit, dat wan­neer een groep mensen gezamelijk spreekt en zij zeggen dat ze iets bepaalds zullen doen, ieder­een je naar een ander verwijst op het moment dat mooie woorden in daden moeten worden omgezet. Daarom wilde Awraham beslist met één bepaald persoon spreken, om er zeker van te zijn dat die hem per­soon­lijk  zou toestaan om een stuk land van hem te kopen.

Dit is een belangrijk concept om te onthouden, wan­neer je wilt proberen een groep mensen te motiveren om zichzelf te verplichten iets te doen. Het is heel makkelijk voor de groep om te zeggen: „O ja, dat doen wij wel," of: „Wij helpen wel," of: „Op ons kun je rekenen." Maar wat zij in werkelijkheid be­doelen is: „Iemand van ons zal het wel doen, maar ik niet." Wanneer je ooit zeker wilt zijn dat iets gedaan wordt, zorg er dan voor dat één bepaald persoon zich ertoe verplicht en zegt: „Ik doe het."

Rabbi Reuven Semah

De Chittieten antwoordden Awraham en zeiden tegen hem: „Luister naar ons, mijn heer, een vorst van G-d bent u in ons midden; begraaf uw dode in de beste van onze begraafplaatsen." (Beresjiet 23:5-6)

De Parasja opent met het verhaal van Awrahams aankoop van een begraafplaats voor Sara, zijn over­leden vrouw. Dat neemt de vorm aan van een gede­tailleerd verslag van de onderhandelingen tussen Awraham  aan de ene kant en de Chittieten en Efron aan de andere kant. De Chittieten waren één van de zeven Kena'anietische volken, wier land beloofd was aan Awrahams nakomelingen (14:20).
De vorm van de dialoog roept twee vragen bij ons op. Ten eerste: Waarom behandelden de Chittieten Awraham met zo'n publieke praal en eerbied? Het is waar, Awraham was rijk, maar in hun ogen was hij zowel een vreemdeling als een „ongelovige" van hun afgodische religie. Ten tweede, waarom bood Efron in het openbaar gratis een stukje grond aan om Sara te begraven? Er bestaat geen halachisch bezwaar om een stuk grond voor een dergelijk doel te verkopen: de Chatam Sofer stelt zelfs in zijn responsa (op Joré Dea 331) dat het een mitswa is om geld aan te nemen als betaling voor een stuk grond voor een graf, zelfs van een arme.
Een manier van benadering van deze problemen kan gevonden worden door te kijken naar de relatie tussen Awraham en de Tora. Dit leidt ons dan tot de algemene vraag wat het effect is op de persoonlijk­heid van een individu, die zich absoluut aan Tora houdt, en hoe anderen hem zien.

Wanneer G-d Jitschak zegent (in Beresjiet 26:5), somt Hij Awrahams verdiensten op: „Ter beloning dat Awraham geluisterd heeft naar Mijn stem, en Mijn verordening, Mijn geboden, Mijn wetten en Mijn leringen (Toratai) heeft in acht genomen." De Tal­moed zegt (in traktaat Joma 21a) dat mitswotai - Mijn geboden - ook die wetten inhoudt die de mens­­heid als geheel als logisch en verdienstelijk beschouwt, zoals niet te moorden of te stelen. Choekotai - Mijn wetten - zijn die verordeningen die het verstand niet kan verklaren: dat zijn konink­lijke decreten die G-d uitvaardigt voor Zijn volk. En inderdaad, de Rambam legt uit dat Awraham de ken­nis van heel de Tora be­reikte door G-ddelijk inspi­ratie en dat hij de Tora vrijwillig in acht nam. Maar wat heeft dit alles te maken met de manier waarop de Chittieten - een heidens volk - Awraham behandelden met zulk een publieke achting.

Het antwoord kan misschien gevonden worden in het volgende uittreksel van Mosjé's toespraak tot de Israëlieten voor zijn dood: „Zie, ik heb jullie de wetten en rechtsvoorschriften geleerd die G-d mij geboden heeft ... Jullie zult ze in achtnemen en jullie zult ze uitvoeren, want dat vormt jullie wijsheid en verstand in de ogen van de volken die al deze wetten zullen horen en zij zullen zeggen: ‘Wat kan dit slechts een wijs en verstandig volk zijn, deze grote natie' " (Dewariem 4:5-6). Rabeinoe Bachia legt uit dat de wijsheid, die inhe­rent is aan die delen van Tora die rationeel lijken, grote indruk maken op mensen die in wezen intel­lectueel eerlijk zijn (zelfs al is hun conclusie an­ders). Deze kennis zal hen overtuigen dat er ook grote diepten en verdiensten moeten zitten in de geboden, die op het eerste gezicht niet humanistisch lijken. Dus de aanwezigheid van een persoon­lijk­heid, die de mitswot nauwgezet vervult in de geest van Tora, zal worden beschouwd als een ware Ben-Tora. Zo iemand zal een diepe indruk maken op diegenen met wie hij in contact komt - niet-Jood zowel als Jood. Kortom, zij zullen aanvoelen en begrijpen, dat zij zich in de aanwezigheid van een groot mens bevinden.
Dit helpt ons een antwoord te vinden op de boven­ge­noemde vragen. „Omdat Awraham geluisterd heeft naar Mijn stem, Mijn verordening, Mijn gebo­den, Mijn wetten en Mijn leringen heeft in acht genomen", straalt hij heiligheid uit - en dat werd opgemerkt door de heidense Chittieten. Toen zij eenmaal Awrahams persoonlijke en sprituele groot­heid herkend hadden, samen met zijn rijkdom, was het voor hen slechts heel natuurlijk om hem in het publiek met grote eer te behandelen, zelfs zover, dat zij logen over de transactievoorwaarden. Een ere­gast krijgt geschenken, geen rekeningen! Maar dat bete­kende niet dat Efron bereid was zijn stukje grond af te staan voor niets en af te zien van wat tot op zeke­re hoogte toch Rabbi Reuven Semah een legitieme beta­ling leek.

Deze discussie geeft ons een voorbeeld van hoe mensen, die veraf stonden van Tora-waarden, posi­tief reageerden op een authentieke dienaar van G-d. Met deze idee kunnen wij ook een verklaring vinden voor de talrijke beloften in Tenach, die verklaren dat zolang als de Israëlieten absoluut trouw blijven aan hun tradities, zij niets te vrezen hebben van de andere volken, in tegendeel, zij zullen door hen gerespecteerd worden.

Bron: Joods Leven

 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.