Bijna geheel Haäzinoe is een lied, geschreven in Tora in twee parallele kolommen. Mosjé roept de hemel en de aarde op als eeuwige getuigen voor wat er zal gebeuren als het Joodse volk zal zondigen en niet Tora zal gehoorzamen. Hij maant het volk aan om de geschiedenis van de wereld te gedenken en op te merken hoe het Joodse volk in iedere generatie gered is van volledige uitroeiing - dat Hasjem „aan de touwtjes trekt" van het wereldgebeuren, zodat Bnei Jisraël hun bestemming als Zijn boodschapper in de wereld kan vervullen.
Hasjems liefde is zodanig, dat Israël eeuwig dankbaar zou moeten zijn, niet alleen omdat Hij hen heeft onderhouden in de woestijn, maar ook omdat Hij hen in het land van overvloed gebracht heeft, en omdat Hij hun vijanden verslagen heeft. Maar deze fysieke overvloed leidt ertoe dat het volk zelfvoldaan wordt en zich overmatig te goed doet aan wereldse geneugten. Fysiek plezier corrumpeert de moraal van het volk. Zij gaan machteloze afgoden en hun beelden aanbidden en gaan zich te buiten aan allerlei soorten verdorvenheden. Hasjem zal de volken, die geen enkele moraal hebben, over Israël laten heersen en zal Israël over de wereld verstrooien.
Maar het enige nut van die volken is om te dienen als roe om het Joodse volk te kastijden. Wanneer deze volken denken dat het aan hun eigen kracht te danken is dat zij de macht over Israël kunnen uitoefenen, dan zal Hasjem hen eraan herinneren dat zij niets meer zijn dat een stuk gereedschap in Zijn handen. Het doel van het Joodse volk is fundamenteel - dat de mens zijn Schepper zal erkennen. Noch ballingschap noch lijden kan de band tussen Hasjem en Zijn volk verbreken, en in de uiteindelijke verlossing zal deze band worden hersteld. Hasjem zal dan Zijn woede op de vijanden van Israël richten, alsof zij Zijn vijanden zijn en Hij zal dan geen genade kennen voor de kwellers van Zijn volk. Hasjem geeft dan als laatste opdracht aan Mosjé, dat hij de berg Nevo moet beklimmen, waar hij zal worden verzameld tot zijn volk.
Bron: Joods Leven |