5 Kislew 5785 | 06 december 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Wajjetsee / Inzicht Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Bereesjiet/ Genesis 28:10-32:3 | door: Rav Efraim Levine
Lea´s ogen waren zacht maar Rachel had een goed figuur en was knap van uiterlijk (Bereisjiet 29:17).

In zijn commentaar op het woord ‘rachot' verklaart Rasji dat Lea bang was dat zij gedwongen zou wor­den om met Esav te trouwen. Het was namelijk al­gemeen bekend dat Rivka twee zonen had en dat haar broer Lawan twee dochters had. Iedereen nam aan dat die twee stellen neven en nichten twee ide­ale paren zouden vormen. Verder werd ver­onder­steld dat de oudste broer met de oudste zuster en de jongste broer met de jongste zuster zou trouwen. Lea, de oudste dochter van Lawan was volkomen rechtvaardig en was erg gedeprimeerd bij het voor­uitzicht dat zij met zo'n booswicht als de oudere broer Esav zou moeten trouwen, en daarom huilde zij. De passoek suggereert dit door te beschrijven dat Lea zachte ogen had.

Het is interessant dat de Targoem een totaal andere interpretatie heeft. De Targoem vertaalt het woord „rachot" met „jaäjan", hetgeen mooi betekent. Dus de passoek vertelt dat Lea mooie ogen had. Echter, dat laat ons concluderen dat alleen Lea's ogen mooi waren, dit in scherpe tegenstelling tot Rachel, waar­van de passoek zegt dat zij volledig mooi was.

Wanneer wij echter de passoek van Tora, waarin de schoonheid van Rachel beschreven wordt, nader be­kij­ken, dan merken wij op dat de Tora niet vol­le­dig complimenteus is. De passoek zegt dat Rachel „haita" mooi, hetgeen vertaald wordt als: „Rachel was mooi," met de nadruk op de verleden tijd. Dit in tegenstelling tot de beschrijving door Tora van Lea's mooie ogen, waar die nadruk op de verleden tijd niet bestaat. Wanneer wij voorts de beschrijving door Tora van Sara's en Rivka's schoonheid nader be­kij­ken, dan zien wij dat ook daar Tora niet die nadruk op de verleden tijd legt. De nadruk op Rachels schoonheid die „was", duidt aan dat het iets tijdelijks was, dat niet permanent was. Aan de andere kant bleven de ogen van Lea mooi. En inderdaad, het ver­schijnsel van een fysieke schoonheid van een enkele dag tegen over de permanente schoonheid van de ogen is ook van­daag nog actueel.

Samenvattend kunnen wij dus stellen dat de Tora in een enkele passoekizowel Rachel als Lea compli­menteert. Elk compliment echter, heeft een keer­zijde. Lea krijgt het compliment dat zij mooie ogen heeft, maar de keerzijde van dat compliment is, dat niets anders aan haar mooi was. Rachel wordt ge­complimenteerd dat zij geheel mooi was. De keer­zijde van de woorden van de passoekis de sug­ges­tie dat de schoonheid slechts tijdelijk was.

Laten wij nu eens kijken naar wat de Gemara in Ketoebot 16 zegt over de discussie tussen Beit Hillel en Beit Sjamai, over hoe men een pasgetrouwde bruid moet prijzen. Beit Hillel zegt dat men de bruid moet complimenteren dat zij mooi en gracieus is. Beit Sjammai is het daar niet mee eens en zegt dat men haar alleen moet complimenteren voor wat zij werkelijk is. Uit de daaropvolgende discussie in de Gemara blijkt dat het daar gaat om een bruid die niet echt mooi is. De eenvoudige interpretatie van Beit Hillel is, dat wij voor „de lieve vrede" de waar­heid een beetje geweld aandoen en haar prijzen dat zij zo geweldig mooi is. Maar Beit Sjamai is het daar niet mee eens en vindt dat wij ons aan de waarheid moeten houden en dat wij dus zelfs niet een beetje mogen jokken. Dus we prijzen de bruid zo goed mo­gelijk, zonder te overdrijven.

Deze interpretatie van Hillel en Sjamai is moeilijk te begrijpen. Wanneer het hier inderdaad gaat over een bruid die niet mooi is, wat geeft Beit Hillel dan het recht om te liegen? En afgezien dat zo'n leugen onethisch is, wie houden wij hiermee voor de gek? Wanneer de bruid niet mooi is, dan steken wij toch de spot met haar als we zeggen dat zij zo mooi is? En zo ook met Beit Sjamai, wanneer wij alleen maar dat ene onderdeel van de bruid als „mooi" prijzen, dan is het toch duidelijk dat wij bedoelen dat de rest aan haar niet mooi is? En is een dergelijk „compli­ment" dan eigenlijk niet een belediging?

Laat ons, in een poging deze problemen te beant­woorden, eens suggereren dat de Gemara het heeft over een werkelijk mooie bruid, volgens alle stan­daar­den. Ook dan zouden Beit Hillel en Beit Sjamai van mening verschillen. De kwestie is nu, waarop moeten we de nadruk leggen als wij de bruid prij­zen. Moeten wij haar schoonheid prijzen, die slechts tijdelijk is, of moeten wij de nadruk leggen op de kwa­liteiten die bij haar blijven gedurende de rest van haar leven? Wanneer wij ons concentreren op een enkel facet van haar schoonheid, dan hoeven wij ons geen zorgen te maken dat dit beledigend over­komt, omdat iedereen duidelijk kan zien welk een complete schoonheid zij is. Hillel is van mening dat wij het voorbeeld in de Tora van Rachel moeten vol­gen. Hoewel haar schoonheid beschreven wordt als iets van voorbijgaande aard, is dat toch de manier waarop Tora haar prijst. Aan de andere kant is Beit Sjamai het daar niet mee eens en vindt dat wij het voorbeeld van Lea moeten volgen. De Tora prijst haar met een enkele, maar blijvende kwaliteit.

Misschien gaat de discussie tussen Beit Sjamai en Beit Hilel om het exacte doel van het prijzen van de bruid op haar trouwdag. Beit Hillel is van mening dat het primaire doel ervan is om de vreugde van bruid en bruidegom nu te vergroten. Dus ondanks dat de kwaliteiten die wij prijzen, vluchtig zijn, dat geeft niet, want nu bestaan zij, wij mogen haar nu met deze kwaliteiten complimenteren. Beit Sjamai is het er niet mee eens en gelooft dat het primaire doel is de bruid te prijzen, opdat de bruid en de bruidegom de rest van hun leven op dit moment met tevre­den­heid en plezier kunnen terugzien. En dat kan alleen wanneer de toegezwaaide logf iets betreft dat blijvend is.

Het is ons bekend dat in alle discussies tussen Beit Hillel en Beit Sjamai wij in bijna alle gevallen de me­ning van Beit Hillel volgen als halacha. De commen­tatoren zeggen dat dit zo is omdat Beit Hillel in het algemeen soepeler is en Beit Sjamai strenger. Wij, die momenteel geestelijk zwak zijn, zijn nog niet in staat om de strenge regels van Beit Sjamai te vol­gen en daarom houden wij ons aan de soepelere regels van Beit Hillel. De commentatoren vertellen ons, dat „in het einde der dagen", wanneer de Mesjiach komt, en wij tot een hogere geestelijke wereld verheven worden, wij in staat zullen zijn de strengere regels van Beit Sjamai te volgen en dan zullen wij ook uitsluitend zijn rege­lingen volgen. Wij zouden kunnen suggeren dat in zekere zin onze discussie tussen Beit Sjamai en Beit Hillel ten aan­zien van de wijze van prijzen van de bruid precies dit idee illustreert.

Wanneer de bruidegom nog jong is en onrijp, is hij geneigd te zoeken naar iets dat tijdelijke vreugde biedt, zonder te kijken naar de consequenties. Wan­neer een jongeman, nog niet volledig volwas­sen, de bruid van zijn hart vindt, dan wil hij graag horen dat zij net zo mooi is als Rachel, die beschreven wordt als algeheel knap, maar hij pretendeert het woordje ‘was' niet te horen. De jonge, onrijpe bruidegom is tevreden met de de opinie van Beit Hillel en volgt die, en hij is gelukkig met het feit dat zijn bruid nu mooi en knap is. Echter, naar mate hij ouder en rijper wordt en meer volwassen, en het einde van zijn dagen' nadert, wordt hij gedwongen de opinie van Beit Sjamai te accepteren, die de nadruk legt op de ware, permanente kwaliteiten van de bruid.

Laat ons tenslotte nog opmerken, dat de hier ge­noem­de discussie alleen gaat over de juiste manier waar­op men de bruid prijst. Maar wanneer men zoekt naar de kwaliteiten van een toekomstige huwelijks­partner, dan is er een Gemara waarover geen me­nings­verschil bestaat. De Gemara zegt dat men naar de ogen van zijn toekomstige echtgenoot/ote moet kijken. Wanneer die mooi zijn, dan hoeft men zich nergens zorgen over te maken. Wij kunnen ons afvragen, waarom legt de Gemara zo de nadruk op de ogen? Misschien refereert de Gemara symbo­lisch aan het permanente karakter van de ogen. De Gemara vertelt ons te zoeken naar kwaliteiten die blijvend zijn, zoals intelligentie, een goede afkomst en opleiding. Wij worden gewaarschuwd niet te kij­ken naar oppervlakkige en tijdelijke kwaliteiten zoals rijkdom en schoonheid.

Bron: Joods Leven

 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.